Burgemeester Mr. Nicolaas de Ridder (ambtsperiode 1903 - 1909) Door Hans Elstgeest
En wederom is een Leids burgemeester op vrij jonge leeftijd in het harnas gestorven. Na Van den Brandeler (63 jaren oud), De Laat de Kanter (65 jaren oud) en Was (57 jaren oud), sterft op 61-jarige leeftijd mr. Nicolaas de Ridder op 20 november 1909 na slechts zes en een half jaar burgemeester van Leiden geweest te zijn. Zijn dood is een gevolg van 'pleuritis', longvliesontsteking. Waarschijnlijk is ook de combinatie van het burgemeesterschap en zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer een dusdanig zware belasting dat dat zijn gezondheid heeft ondermijnd. Is het ambt van burgemeester van Leiden dan zo zwaar? Feit is dat Leiden ten tijden van de eeuwwisseling voor grote uitdagingen staat. De stad zal enorm in oppervlakte toenemen, grote hoeveelheden nieuwe bewoners aantrekken en grootschalige infrastructurele veranderingen ondergaan. Ook de opkomst van de moderne industrie en dan met name de komst van leidingwater, gas en elektriciteit vergt veel bestuurlijke inzet. Na de eeuwwisseling begint ook het politieke landschap meer kleur te krijgen. De eerste politieke partijen ontstaan en vertegenwoordigen meestal een bepaalde geloofsstroming, een zogenoemde 'zuil'.
ARP Een van die eerste politieke partijen in het speelveld is de Anti Revolutionaire Partij, kortweg ARP. De partij ontstaat uit een reeds bestaande politieke beweging en de naam van de partij verwijst naar de afkeer van de ideologie van (na) de Franse revolutie. De partij is opgericht door Abraham Kuyper en heeft dan een grote achterban in de gereformeerde gemeente, de partij heeft vooral veel aanhang in Friesland, Overijssel en Zeeland. De ARP heeft een aantal politieke kopstukken gekend in haar bestaanshistorie; naast Kuyper zijn dat onder meer Hendrikus Colijn, Jelle Zijlstra en Willem Aantjes. In de jaren zeventig gaat de partij op in het CDA, waar ook de CHU (christelijk) en de KVP (katholiek) in opgenomen worden. In 1980 is de ARP officieel ontbonden. We dwalen af. Hoewel… burgemeester De Ridder is de eerste burgervader in de lijst die een politieke partij aanhangt. Het is dan ook de grote Abraham Kuyper in eigen persoon die zorg gedragen heeft voor de benoeming van De Ridder in Leiden. Zoals eerder beschreven zou dit burgemeesterschap echter van korte duur zijn. Niet dat De Ridder roemloos ten onder is gegaan, zeker niet. De Ridder heeft voldoende voor Leiden kunnen betekenen. Veel projecten, gestart door een van zijn voorgangers, heeft hij tot een goed einde gebracht (uitbreiding gasfabriek bijvoorbeeld). Ook heeft hij enkele projecten opgezet die weer door een van zijn opvolgers zijn afgerond (voorbereiding aanleg elektrische tram). Zo is er lang voor de daadwerkelijke demping al geld vrijgemaakt voor het droogleggen van het Leidse Levendaal, maar ook voor andere infrastructurele verbeteringen. De Ridder maakt zich sterk voor een goede politiemacht en zorgt voor een goede salariëring. Hij staat aan de basis van de ingebruikname van een elektrische centrale en op cultureel gebied staat hij zijn mannetje met de uitbreiding van de kunstcollectie van de Lakenhal.
Levensloop Nicolaas de Ridder wordt in 1848 in Utrecht geboren, Daar brengt hij ook zijn jeugd door. Na de kostschool van A.H. Raabe gaat hij naar het Utrechtse Gymnasium waar hij in de derde klas instroomt. Daarna volgt de studie aan de Utrechtse Hogeschool in het Romeins- en hedendaags recht. Hij sluit zijn studie af in 1875 waar hij magna cum laude promoveert op de dissertatie ‘Het kopierecht’. Zijn professionele loopbaan start in Tiel waar hij zes jaar als ambtenaar verbonden is aan de kantongerechten in het arrondissement Tiel. Daarna is hij enkele jaren substituut-officier van justitie te Winschoten en Utrecht. In 1893 promoveert hij tot Officier van Justitie, eerst bij de arrondissementsrechtbank te Tiel en dan bij de arrondissementsrechtbank te Groningen. Eenmaal ingezetene van deze stad zet hij de eerste politieke stappen als lid van de gemeenteraad van Groningen (1901). Bijna tegelijkertijd wordt hij benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal als afgevaardigde voor het kiesdistrict Wijk bij Duurstede. In 1903 wordt De Ridder dan ook nog opgezadeld met het hoofdbestuur van de stad Leiden.
Leiden Weer een buitenstaander dus. De Ridder had geen enkele binding met de stad en kende de stad ook niet. De Leidenaar keek dus met argusogen naar deze nieuwkomer. Al snel werd de nieuwe burgemeester betiteld als stijf, onverzettelijk en ernstig. Hoewel hij in zijn jonge jaren een stuk losser is, is zijn optreden in de beginperiode in Leiden ietwat ongemakkelijk. Hij beschikte namelijk niet over de capaciteiten om zich snel geliefd of populair te maken bij de bevolking. In het openbaar lijkt hij een moeilijk te benaderen mens. Maar veel daarvan blijkt uiterlijke schijn, in hem schuilde een man met warme belangstelling voor de medemens, een vriendschappelijke inborst en met een enorme drang om Leiden en de Leidenaars van dienst te zijn. Hij woont tijdens zijn ambtsperiode in het schitterende pand Rapenburg 65 met zijn vrouw Carolina Henriëtte van Petersom Ramring, met wie hij in 1886 in het huwelijk was getreden. Zij is zijn tweede vrouw. Zijn eerste vrouw, Margaretha Anna Isabella van Damme Jalink met wie De Ridder in 8179 trouwde was in 1883 overleden. Uit dit huwelijk was in 1882 een zoon geboren. Zoals elke burgemeester heeft ook De Ridder een lange lijst neven- en erefuncties, de 3 October vereeniging, het college van curatoren van de universiteit, de commissie van toezicht voor de Kweekschool voor de Zeevaart, om er maar een paar te noemen. Voor deze inzet wordt hij beloond: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1898) en Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau (1906). In 1909 komt het einde. Na een kortstondig en heftig ziekbed overlijdt De Ridder in Leiden. Zijn lichaam is begraven op het kerkhof van de Hervormde Gemeente te Oegstgeest. De grote opkomst bij deze plechtigheid bewijst hoe geliefd deze burgemeester toch blijkt te zijn geweest.
Bronnen: dbnl.org (jaarboek van de maatschappij der Ned. Letterkunde 1910) Jaarboek 1911, historische vereniging Oud Leiden (in memoriam P.E. Briët) Leiden, de geschiedenis van een Hollandse stad, deel 4 Longfonds.nl Parlement & Politiek, parlement.com Wikipedia
Foto's: Portret De Ridder: Leidsch Dagblad Levendaal: juli 1923, Rijksdienst vh Cultureel Erfgoed Rapenburg 65: 1907, Goedeljee