'Je hoefde de wijk bijna niet uit'
Mevrouw Van Mil (geboren in 1934), bij veel buurtgenoten beter bekend bij haar meisjesnaam Lien Peltenburg, woont al vanaf haar 12e jaar in de Professorenwijk. In die tijd is de wijk de spil van haar leefwereld geweest. Omgekeerd heeft zij veel bijgedragen aan het ‘wij-gevoel’ in de wijk. Zo was ze als kind actief in de muziekgroep van de buurt. De komst van haar eigen vier kinderen leidde tot 14 jaar lidmaatschap van de oudercommissie van de voormalige Don Bosco school aan de Franchimontlaan. Daarnaast troffen veel buurtgenoten haar dagelijks achter de toonbank van het eigen zuivelbedrijf.
Kind van de wijk Toen het Veenendaalse bedrijf waar haar vader werkte in 1946 een fusie aanging met Zaalberg in Leiden, kwam het gezin van Lien Peltenburg terecht in de Van ’t Hoffstraat 33a. Vader kwam in dienst van Zaalberg. Ze herinnert zich een levendig buurtleven. “De toneelvereniging van de wijk gaf elk jaar een voorstelling in de Schouwburg of de Stadsgehoorzaal, meestal een blijspel in drie bedrijven. Daarin speelde bijvoorbeeld de dochter van de groenteboer, Corrie Berbee. Meneer Vitali, die in het dagelijks leven chauffeur was bij burgemeester Van Kinschot, vervulde ook op het toneel de butlerrol.” Zelf speelde Lien Peltenburg banjo in de muziekgroep van de wijk. Haar vader speelde daarin viool, een broer gitaar en de bekende herenkapper Jan Teske van de Van ’t Hoffstraat accordeon. “We oefenden bij ons thuis en dan zaten veel buurtgenoten onder het raam op het kozijn te luisteren. ”Bijna op elke straathoek was wel een winkel gevestigd en in veel straten ook nog vaak ‘gesloten huizen’, waar levensmiddelen vanuit de huiskamer werden verkocht. “Zelfs kleding kon je krijgen in de zaak van de dochter van Zirkzee, op de plaats waar nu het postkantoortje is. Je hoefde de wijk eigenlijk bijna niet uit. ”Door de vele ontmoetingsmogelijkheden liep Lien Peltenburg gemakkelijk overal binnen. “Je was het kind van de wijk”. Toen ze 17 jaar was, hielp ze in de zomervakantie zes weken mee met vakantiebezigheden voor de kleinere kinderen in de wijk. “Gezellig met de blauwe tram naar Katwijk en dan een ijsje, dat was toen het summum.”
Er was altijd genoeg hulp In 1956 trouwde Lien Peltenburg vanuit het ouderlijk huis en vestigde zich met haar man op Van ’t Hoffstraat 19, waar ze een zuivelbedrijf begonnen: Van Mil. Dit groeide later uit tot een levensmiddelen zaak,vanaf 1970 gevestigd op de Van ’t Hoffstraat 33 en 33a, overgenomen van de heer De Vries. In de periode van 1957 tot 1965 kreeg ze drie zonen en een dochter. “Toen de kinderen klein waren, zaten ze in een kamer achter de winkel zodat ik een oogje in het zeil kon houden. Er was altijd genoeg hulp. Oudere kinderen van andere winkeliers,zoals visboer Swanenburg of bakker Raaphorst, kwamen met de kleintjes spelen of namen ze mee naar buiten.” Toen de kinderen groter werden, bracht Lien van Mil hen nog voor de opening van de winkel naar school. “Mijn zus Toos hielp in de winkel en met oppassen.” Er waren ook veel speelmogelijkheden. In de speeltuin vlakbij buurthuis ’t Profje paste de oude heer Beversluis op de kinderen. De heer Kleer, die timmerman was, zorgde voor de nodige reparaties in de speeltuin. “Toen de kinderen groter werden, hielpen ze mee in de zaak. Terwijl de één de etalage deed, maakte de ander de vloer schoon.”
Oudercommissie De kinderen gingen naar de katholieke Don Bosco-school, die vroeger op het Rapenburg was gevestigd, maar vanaf 1949 aan de Franchimontlaan in een nieuw houten gebouw. Ernaast, met de ingang aan de Lorentzkade, kwam kort daarna eenzelfde gebouw voor de openbare Lorentzschool. “Het was een zogenaamde Finse school, waarvan de bedoeling was dat hij maar 25 jaar zou bestaan. Het zag er van binnen keurig uit en er stond een mooi groot aquarium in de hal.” De Don Bosco-school was aanvankelijk alleen een jongenschool, maar vanaf 1953 konden er ook meisjes naar toe. Er bevond zich ook een kleuterschool in het gebouw. “Daar was wel een tussendeur naar toe vanuit de lagere school, maar die zat altijd dicht. Je moest dan omlopen naar de ingang in de Beyerincklaan.” Toen in 1963 haar oudste zoon naar school ging, besloot Lien van Mil toe te treden tot de oudercommissie. Daarin bleef zij maar liefst veertien jaar actief, tot haar kinderen van school af waren: “Dan ging je gewoon met je kind mee ”. Dat was wel een lange tijd, maar het werk hield, vergeleken met nu, toen nog niet zoveel in. “Wat vergaderen, met de kinderen naar de boerderij, organiseren van Sinterklaasfeesten, de nodige schoolreisjes en wat hulp aan kinderen die moeite met lezen hadden. De verhouding met de leerkrachten was heel harmonieus, maar je hoorde niet zoveel over wat er in de klas gebeurde zoals ik nu bij mijn kleinkinderen zie. Er was in die tijd eigenlijk weinig ouderhulp nodig. ” Er zaten veel kinderen in de klas, zoals bijna alle lagere scholen in die tijd. Er waren nou eenmaal veel kinderen, ook in de Professoren- en Burgemeesterswijk. “Maar de school had ook een heel goede naam. Er bestond zelfs een wachtlijst voor toelating. Maar als je op de Fatima kleuterschool had gezeten van de zusters van het Levendaal, dan kon je wel automatisch naar de Don Bosco.”
Aanpakken en doorgaan Omdat na 25 jaar de school afgebroken zou worden, werd er begin jaren zeventig met de afbouw van klassen begonnen, tegen de zin van veel wijkbewoners. “Er had eigenlijk een stenen school op die plaats moeten komen, zo vonden wij.” De leden van de oudercommissie haalden overal handtekeningen op, tot in Voorschoten toe, maar het mocht niet baten. In 1978 kreeg de school een andere bestemming. Aanvankelijk kwam er een speciale school voor moeilijk lerende kinderen in het gebouw en later maakte het Rijnlands Instituut Detailhandel gebruik van enkele lokalen. “Maar in die tijd kwam ook vandalisme op. Zo werden er bijvoorbeeld stukjes papier in de roosters aangestoken. Het gebouw brandde af in het begin van de jaren tachtig. ”Het vuur om voor een school te ijveren was bij Lien van Mil echter niet gedoofd. Toen haar zoons de detailhandelschool bezochten die allerlei vestigingen verspreid over heel Leiden had, bestookte zij het Ministerie van Onderwijs met brieven en telefoontjes. Samen met anderen bereikte ze het doel: één centraal schoolgebouw. “Aanpakken en doorgaan is mijn devies. Is er één school afgebroken dan probeer ik een andere weer op te bouwen.”
Blijvende band met de buurt In 1990 stopte het echtpaar van Mil met de winkel in de Van ’t Hofffstraat. Ze verhuisden naar de Buys Ballotstraat, daar vlak bij. De band met de buurt bleef en haar activiteiten ook. Lien van Mil is al 35 jaar lid van het koor van de St.Petruskerk en heeft samen met de secretaresse van het koor een boek over het koor gemaakt, toen het 20 jaar bestond. De laatste zes jaar regelt zij de zaalverhuur van de kerk. “Op straat word ik vaak gegroet door kinderen van bekenden van vroeger die ook in de wijk zijn blijven wonen. Mijn jongste zoon is in de Stieltjesstraat gaan wonen, in het huis van zijn oma, mijn moeder. Mijn kleinkinderen halen wij af en toe op van de St.Jo-sephschool aan de Oppenheimstraat. Zo zie je maar: de liefde voor de wijk bestaat ook bij jongere generaties.