'Mijn vader zag de wijk in aanbouw'
Het echtpaar Masurel heeft al heel wat veranderingen meegemaakt voor hun deur. Meneer woont al zeventig jaar aan de Lammenschansweg, mevrouw vijftig jaar. Een breed, groen gebied met volkstuintjes en de blauwe tram maakte in de jaren zestig plaats voor de huidige dubbele rijweg. “Tot die tijd heette het hier de Kamerlingh Onneslaan, nu de ventweg. Ook al is het wat drukker, we zitten gelukkig niet pal aan het verkeer. Op een nieuwe tram zitten we echter niet te wachten.”
Meneer Masurel is geboren in de Kraaierstraat. Op tienjarige leeftijd trok hij met zijn ouders, broer en zus in 1935 in het huis waar hij nu nog met zijn vrouw woont. “Mijn ouders hadden het huis ‘op tekening’ gekocht. De huizen van de Vondellaan en de Zeemanlaan waren het voorbeeld. Daar had mijn vader eerst zijn oog op laten vallen, maar de huizen aan de Zeemanlaan waren al verkocht. We kwamen vaak hier langs met de blauwe tram op weg naar familie in Den Haag. Ik denk dat mijn vader toen de wijk in aanbouw heeft gezien.
Foto: Winter 1955: tram naar Den Haag op de Lammenschansweg kruist spoorlijn gelijkvloers.
Blauwe tram In 1935 waren de Petruskerk en de huizen achter hun huis net in aanbouw. “Van de Petruskerk stond de toren er al. Aan de rest waren ze nog bezig. Mijn broer en ik trapten altijd een balletje tegen de muren van de kerk. Veel vertier voor kinderen was er nog niet. Er waren natuurlijk nog niet zoveel kinderen in de buurt en ook nog geen scholen. Wel speelden we wegkruipertje in de huizen die in aanbouw waren en ik speelde vaak voor de deur met mijn Vliegende Hollander.” Zijn ouders hadden niet zoveel contacten in de buurt, alleen met familie die aan de overkant woonde. Meneer Masurel ging naar school buiten de wijk. Hij was lid van de Jongelingsvereniging van Prediker, een christelijke jongerenvereniging die gevestigd was in de Jan Vossensteeg. “Ik deed wel boodschappen voor mijn moeder in de buurtwinkels even verderop in de straat, bij kruidenier Zandvliet en slagerij Zwartjes. Een ons van de beste ham kostte toen 26 cent.” De blauwe tram had twee of drie wagens en hij reed langzaam.”Hij moest vaak wachten voor de stoplichten bij de kruising met het treinspoor. Dat bevond zich toen nog op gelijke hoogte met de tram. De omgeving was heel landelijk. Er liep een sloot rondom door naar de De Sitterlaan. Daarin zaten ganzen die bij ons op de stoep kwamen.” Langs het tramspoor lagen in de jaren dertig allerlei volkstuintjes van trampersoneel. In de loop van de jaren veertig kwam daarvoor in de plaats de tuinderij van Star. “Die sneed verse bloemen af waar je bij stond. Pas begin jaren zestig werd het treinviaduct gebouwd. Enkele jaren later werd de blauwe tram opgeheven en er werden twee rijbanen aangelegd. Toen werd de naam Kamerlingh Onneslaan opgeheven en kregen wij hier ook de naam Lammenschansweg, net zoals de overkant al heette.”
Foto: Kamerling Onneslaan 1935
Schillenboer In 1954 trouwde meneer Masurel. Hij had zijn vrouw zijdelings via Prediker leren kennen. Het paar ging inwonen bij zijn ouders. “Mijn moeder was hulpbehoevend geworden en mijn vrouw ging toen voor haar zorgen. Daar dacht je niet bij na”, licht mevrouw Mazurel toe, “dat was toen heel vanzelfsprekend.” Bejaardenhuizen waren er nog niet. Er kwam wel een paar keer per week ‘s ochtends een zuster van het Groene Kruis. De ouders van meneer Masurel gingen de bovenverdieping bewonen en het echtpaar kreeg de kamers en suite beneden. “Dat was handig, want daar was ook de keuken. Het was vóór wonen en achter slapen.” De vader van meneer Masurel overleed in 1955 en zijn moeder in 1962. Hun oudste dochter werd geboren in 1958, de tweede in 1962. Meneer was overdag naar zijn werk bij de Belastingdienst en mevrouw was huisvrouw. Aan de deur kwamen veel leveranciers zoals Van der Lugt met zijn paard en wagen en een schillenboer, een aardappelboer, een kaasboer en een man met closetrollen. “Een kruidenier kwam je opschrijfboekje halen en leverde even later de bestellingen af”, vertelt mevrouw Masurel. De leveranciers kwamen nooit voor een dichte deur. “Je bracht en haalde de kinderen naar en van school, ook tussen de middag, want vroeger had je geen continurooster. Maar verder was je gewoon thuis.” Dat betekende overigens niet elke dag koffie drinken met de buren. “Dat was ik van huis uit niet gewend. Mijn ouders hadden een zaak en waren altijd druk.” Contacten waren er vooral met andere ouders die ze op de school van haar dochters trof.
Gevaarlijk Hun oudste dochter ging in 1962 naar de protestants-christelijke kleuterschool de Zonnebloem aan de Asserstraat, die daar in 1958 was gebouwd. Later gingen beide dochters naar de Prinses Ireneschool, een Finse houten school aan de Van Vollenhovenkade. Mevrouw Masurel was actief in de oudercommissie. Elke schooldag begeleidde ze ook kinderen die met een bus uit de Rivierenbuurt kwamen om in de Professorenwijk naar school te gaan door de Burggravenlaan. Haar jongste dochter liep ook mee in het rijtje dat naar school ging. De twee dochters speelden vooral in huis of in de tuin en minder in de wijk. Daar was ook niet zoveel te beleven. “Ik herinner me wel dat er bij groenteboer Philipse zo’n glazen kastje was en achter het glas stonden dan aankondigingen van wat er in buurthuis Het Profje gebeurde. Maar wij gingen daar niet heen. Wij zaten aan de rand van de wijk en dat lag een beetje uit de route.”
Het uitzicht vanuit huis was eerst mooi landelijk met die tuintjes en later de tuinderij. Aan de veranderingen raakte het echtpaar Masurel toch snel gewend. “Dat er een autoweg kwam in plaats van de blauwe tram heeft ons niet zo gestoord. Je hebt geen last van het geluid. Het zit toch altijd een eindje weg door de ventweg ertussen.” Maar voor de eventuele komst van de Rijn Gouwelijn voor de deur voelen ze weinig. “Er rijden al veel bussen en de snelheid van die tram maakt het heel gevaarlijk voor fietsers en voetgangers”, vat meneer Masurel hun bezwaren samen.