Janson: meer dan een kruidenier alleen
Wie kent hem nier in de Burgemeesterswijk: de heer L. Janson (Loek voor intimi), eigenaar van het gelijknamige supermarktje aan de Cobetstraat, hoek De Laat de Kanterstraat. Het is een winkel met geschiedenis, als melkzaak door zijn ouders in 1937 overgenomen. “Die melkzaak bestond toen al twee jaar. Mijn ouders hebben de zaak uitgebreid met comestibles, delicatessen zoals vleeswaren en kruideniersartikelen. Ze hadden al een eigen kruidenierswinkel aan de Pieterskerkgracht, maar die liep op een gegeven moment niet meer zo goed.”
Melkwijk De hele familie zat in de melk. Opa had een zaak aan de Langebrug, vanwaar hij de melk uitventte. Een oom had een zaak aan de Morsweg. “Opa haalde die melk elke dag met paard en wagen bij de boeren aan de Vliet en leverde deze af bij de firma Van der Kloot aan de Pieterskerkstraat. M’n oom heeft dat ook nog lange tijd gedaan. In de jaren dertig ruilde hij paard-en-wagen in voor een Chevrolet bestelwagen. Het verhaal gaat in de familie dat opa bij het uitproberen van de auto als voorwaarde voor de koop stelde dat hij ergens in een straat waar hij altijd met paard-en-wagen omdraaide, dat ook met de auto kon doen. De verkoper meende aanvankelijk dat dit niet kon, zodat de koop bijna niet doorgegaan was.
De heer Janson is de oudste zoon in het gezin (geboren in 1932) en moest, zoals gebruikelijk in middenstandsgezinnen, daarom meehelpen in de zaak. “Op mijn vijftiende in 1947, kreeg ik al een ‘melkwijk’ van mijn vader. De klanten zaten verspreid over de hele stad. Vader had dat altijd gedaan, terwijl moeder de zaak runde, naast de verzorging en opvoeding van zes kinderen. Ik ging op pad met een handkar, leuk vond ik het niet. Na mijn militaire dienst, vijf jaar later, wilde ik dat niet opnieuw. Toen is mijn broer het gaan doen, terwijl ik in de winkel ging werken. Van af dat moment ben ik daar ingegroeid en ban ik vakdiploma’s gaan halen voor kruidenierswaren, melk en melkproducten, tabak en natuurlijk het middenstandsdiploma.” Op zijn 28e is de heer Janson getrouwd en heeft hij de zaak overgenomen. Moeder was toen al enige tijd ziek. “Ik heb de zaak op een pachtcontract en met een huurcontract overgenomen. Vader en moeder zijn verhuisd naar een huis verderop in de Cobetstraat.”
Foto: De winkel van Janson in twee gedaantes: boven op een schilderij van R. van Assen uit de Laat de Kanterstraat, gemaakt omstreeks 1958 en onder op een foto uit 1996
Cobetstraat winkelstraat In de oorlog vervulde de winkel een bijzondere wijkfunctie: het werd een distributiecentrum voor allerlei producten, zoals raapolie. Het tweede gedeelte van de Cobetstraat is in het verleden altijd een winkelstraatje geweest. Gaandeweg zijn in de afgelopen decennia de meeste zaken verdwenen. Mijnheer Janson weet nog precies wie er zat en wanneer die ophield. In de tweede helft van de jaren vijftig stopte op de andere hoek van de Cobetstraat kruidenierswinkel Van Klaveren. Dat gaf Janson de gelegenheid het aanbod op dat terrein in de eigen winkel uit te breiden. Drogist Vrij stopte er halverwege de jaren zestig mee, waarna de zaak werd overgenomen door de firma Kleijweg en later door de firma Harteveld.
Lijstenmaker Zwanenberg werd overgenomen door stomerij Dieben die tot begin jaren zeventig bleef. In de straat heeft ook het particulier leesbibliotheekje van mevrouw Wiersma gezeten waar tevens kantoorartikelen werden verkocht. Deze werd rond 1950 overgenomen door de heer Unstra. Daarna is in dat pand een patatzaak gekomen. Tot 1980 was er ook een bakkerij Nagtegaal. Tot slot was er het postkantoortje dat gerund werd door de heer Jansen en later door de heer Oom.
Zaken doen is topsport De heer Janson maakt werkweken van soms 80 uur. Om half acht ’s-Morgens is hij in de zaak, die een uur later opengaat. Tussen één en twee uur in de middag eet het gezin Janson warm en is de winkel dus dicht. Door de weeks, behalve dinsdagmiddag, dan blijft de zaak dicht, sluit Janson om zes uur. Na zevenen komt hij toe aan eten en na achten wordt de administratie gedaan. Ook al zijn het lange dagen (“zaken doen is topsport”), de heer Janson is nog steeds een enthousiaste en energieke middenstander. “Kan-niet ligt op het kerkhof” is de gevleugelde uitdrukking in de familie. Hij prijst vooral de speciale delicatessen aan zoals allerlei soorten wijnen, buitenlandse kazen en verse vleeswaren. Daarnaast heeft zijn dochter, die inmiddels in de zaak werkt en alle nodige diploma’s heeft gehaald (zal zij ooit de zaak overnemen?) de Engelse thee-cultuur geïntroduceerd. Speciale Engelse Thee en theepotten zijn sindsdien te koop. Ook zijn vrouw heeft binnen de zaak haar eigen specialismen en deskundigheden. Door het bezoeken aan beurzen of de in formatie van de groothandel worden regelmatig nieuwe producten in de winkel aangeboden. “Dat moet ook wel”, licht de heer Janson toe. De klanten zijn tegenwoordig veel kritischer dan vroeger. Ze willen nu snoepgoed zonder kleurstof of milieuvriendelijke artikelen of speciaal soort vlees. Maar niet alleen de vraag is diverser. Ook het aanbod. Het aantal artikelen is tegenwoordig veel en veel groter dan vroeger. Dat is voor een bescheiden supermarkt als die van mij natuurlijk lastig. Je moet kiezen, je kunt niet alles in voorraad nemen.
De heer Janson is het dus nog lang niet zat. “De burgemeesters wijk is een heerlijke wijk om in te werken. Natuurlijk hebben we last van concurrentie van grote supermarkten. Daar gaan vooral de jonge gezinnen hun boodschappen doen. Maar we hebben nog steeds een vaste klantenkring. Die vinden onze service beter dan in de grote anonieme zaken. Maar het gaat niet vanzelf: voor iedere klant moet je vechten.”
Na meer dan 60 jaar verdwijnt de familie Janson uit hun bedrijf aan de Cobetstraat. Een gesprek over ondernemen toen en nu en de veranderingen in de wijk, gelardeerd met gekke herinneringen.
Hoe bent u hier terecht gekomen? Janson vertelt: “In 1937 zijn mijn ouders hier begonnen. Ze hadden eerst een melkzaak op de Pieterskerkgracht, daar ben ik ook geboren. Door de aanleg van de Korevaarstraat ging de ‘loop’ er uit; dus dit was een goede kans. In die tijd zaten hier vrijwel alleen gepensioneerden. Onderwijzers, professoren en dergelijke. Het was een vrij rustige wijk, waarin gezinnen met kinderen een uitzondering waren. In 1940 begon de oorlog. We hebben lange tijd alleen surrogaatartikelen verkocht. Ik herinner me dat we in ’45 maar liefst 4500 surrogaatartikelen zo in de vuilnisbak hebben gegooid!
In die tijd (ik was toen 11 tot 13 jaar) zat ik op kostschool. Eigelijk wilde ik banketbakker en kok worden, daar is het echter niet van gekomen. Je was gewoon nodig; de oudste ging nu eenmaal de zaak in. Na de kostschool (met 7 klassen in twee lokalen!) heb ik nog twee jaar mulo gedaan, maar dat ging niet al te best. Toen ik 15 was, liep ik dus mijn eerste melkwijk met een handkar. Voor een bakfiets moest je namelijk 16 zijn. Ook dat was niet altijd even succesvol. Ik ben eens in de Breestraat in de tramrails geraakt en door “Vlug en Vaardig” met de kar en al thuisgebracht. Pa zong me al tegemoet, hij was reuze blij! Na mijn diensttijd heb ik in de avonduren mijn vakdiploma’s gehaald.”
Wanneer bent u zelf in de zaak gekomen? “Toen ik 25 was, leerde ik mijn vrouw kennen. Drie jaar later zijn we getrouwd en in de zaak van mijn ouders gekomen. Dat was niet altijd even gemakkelijk, zeker toen mijn moeder ongeneeslijk ziek werd. We deden dan ook zoveel mogelijk zelf, ook de verbouwingen. Stonden er om 6 uur nog klanten, om 1 uur ’s avonds lag het plafond eruit! Of verkopen in de garage, zonder verwarming, in een sneeuwstorm in februari en maart, ook alweer vanwege een verbouwing. Dat kan je je haast niet meer voorstellen nu.
In die tijd zaten we regelmatig krap bij kas, terwijl er ook meer vaste “boekjes klanten” waren. Later heb ik me bij de EnKaBe aangesloten, waar ik ook nog enkele jaren in het bestuur heb gezeten.
Na ruim 10 jaar kwam onze eerste dochter, vier jaar daarna de tweede. Onze oudste werkt in de zaak. Ze heeft via de dagschool haar diploma’s, ook horeca, gehaald. In eerste instantie zou zij de zaak overnemen, maar omdat haar man ook twee horecaondernemingen heeft en zij ook nog voor haar dochtertjes moet zorgen is dat toch te zwaar.
Eigenlijk kan je zo’n bedrijf ook niet in je eentje runnen. Zonder mijn vrouw was het mij ook nooit gelukt. Ze heeft altijd naast me gestaan, met alle gekke regelingen die daar bij horen, zoals aan kunnen tonen dat de meewerkende partner wel x uur per week werkzaam is binnen het bedrijf!”
Mevrouw Janson vult aan: “Ik heb het met plezier gedaan, maar je moet soms wel dingen opgeven. De kinderen zijn echt naast de kassa grootgebracht. In de vakanties wilde ik wel een iets leuks met ze doen, maar ik moest altijd een voorbehoud maken: als het met de zaak kan! Toch denk ik dat ze er niet onder geleden hebben. Ze speelden winkeltje en er waren altijd mensen over de vloer, wat ook wel iets gezelligs gaf.”
Is er al iets bekend over opvolgers? “In een buurt als deze ben je toch ook een sociale voorziening. Je kunt niet alles in aantallen vierkante meters berekenen, er is meer dan dat. Ik zal dan ook na 60 jaar hier niet alleen kiezen voor de hoogste bieder, er is een zekere verantwoordelijkheid. Er zijn nu twee serieuze kandidaten. Wat er ook gebeurt, wij gaan uiterlijk eind oktober weg. We zoeken een rustig plekje op de Veluwe, ook al om dicht bij onze oudste dochter en kleinkind te zijn. En ook om onze opvolgers niet op de nek te zitten. Wie het ook worden, zij zullen het zelf moeten doen op hun eigen manier. Ze zullen er net als wij in moeten groeien. Vervelen zal ik mij niet, er zijn een heleboel hobby’s die nu nog in de ijskast staan. Zo wil ik weer gaan tennissen, zingen, meer naar muziek luisteren, pianoles nemen en veel gaan koken.”
Wat waren de grote veranderingen in het bedrijf? “Zaken zijn veel gecompliceerder geworden. Vroeger, als je dacht dat het nodig was, belde je het ‘muizenmannetje’. Nu moet die man elke maand langskomen en moet je er een logboek voor bijhouden. Idem voor de brandbeveiliging. Ook de arbeidswetgeving en de omgang met clubs als de DETAM zijn uiterst gecompliceerd geworden. Tenslotte zijn er veel en veel meer artikelen dan vroeger. Het op peil houden van je voorraad kost dan ook veel meer tijd.”
Mooie en slechte herinneringen? “Mooie herinneringen volop! Natuurlijk alle heropeningen na de verbouwingen, als de zaak wel een bloemenwinkel leek. En natuurlijk de mensen. Als je ergens boodschappen kwam afleveren de grap: Janson zet de boodschappen maar neer en steek de haard even aan. Zo eigen ben je met de mensen. Een professor die je opbelt en zegt: Janson, je hebt geen eieren gebracht. O, neen, ik zit ze te eten! Slechte herinneringen? Veel jatten van schoolkinderen. De keer dat de rollade voor de kerstdagen uit de vriezer was gejat en we dus geen vlees hadden die kerst. Maar de mooie herinneringen overheersen!”
Wilt u uw klanten na al die jaren nog iets zeggen? “Ik laat een zak zorgen in Leiden achter, maar we zullen de wijk missen.”