"We hopen hier zo lang mogelijk te blijven"
Op 7 juli 2004 liet het echtpaar van Estrik vijftig gebakjes bij woningbouwvereniging Ons Doel bezorgen. Even zovele jaren wonen zij naar volle tevredenheid op de benedenwoning met tuin van een flat aan de Kanaalweg, vlak bij het spoor. In 1954 leek het een paleis na verblijf op krappe bovenetages. In 2004 blijkt het een ‘levensloopbestendige woning’.
De heer en mevrouw van Estrik (beiden van 1922) leerden elkaar kort na de oorlog kennen. Zij woonde al vanaf 1939 in Leiden. Hij deed in zijn geboorteplaats Arnhem een administratieve opleiding en werkte aan het eind van de oorlog voor de Canadezen. “Toen de Canadezen vertrokken en Arnhem grotendeels verwoest was, wilde ik weg.” De kans deed zich voor toen hij de heer Verhoef, oprichter van de Leidse vleesfabriek Vianda, ontmoette. De fabriek was destijds gevestigd aan de Langegracht in Leiden naast Clos en Leembruggen.
Gaarkeuken Meneer Verhoef liet hem de fabriek zien, die in de oorlog als gaarkeuken had gefungeerd. Hij had dringend een administratieve medewerker nodig. Meneer van Estrik verhuisde naar Leiden, maar ging korte tijd later in Wassenaar werken als assistent- accountant. Daar werkte ook zijn aanstaande vrouw in een kapsalon. Zij hadden elkaar ontmoet bij een wederzijdse kennis, maar troffen elkaar altijd bij de Posthof als beiden op weg waren naar Wassenaar. In 1947 trouwden ze en in 1950 werd meneervan Estrik directeur van Vianda.
Paleis De eerste jaren na hun huwelijk woonde het echtpaar eerst in bij de ouders van mevrouw van Estrik en vervolgens op een bovenwoning in de Marijkestraat. In 1953 werd dat te krap. Er waren inmiddels drie kinderen, de jongste dochter was één jaar. Meneer Van Estrik zocht al vaak woningen voor specialisten op het gebied van vleesverwerking die hij uit andere steden aantrok. “Daardoor kwam ik op de gedachte om bij het hoofd Huisvesting te vragen om een woning voor onszelf. Toen we eens wandelden langs de Kanaalweg zagen we de flats in aanbouw. Daar wilden we wonen. Het leek een paleis na de duplexwoning in de Marijkestraat.” De Kanaalweg zag er toen totaal anders uit. “Het was meer een dreef. Aan de kant van het water lagen vrijende paartjes onder de bomen. De spoorbaan lag lager dan nu. Daarachter lag, in wat nu het Kanaalpark is, de dekenfabriek Van Wijk en aan het eind van de weg, waar nu de Cronesteinflat is, lag een manege. Aan de overkant van het kanaal stonden koeien en paarden. Er waren ook kassen. Een wijds uitzicht naar het oosten hadden we.”
Kapitein De flats aan de Kanaalweg waren alleen niet zomaar beschikbaar. Woningbouwvereniging Ons doel had een contract met het ministerie van Defensie. Zeventig procent van de woningen moest bewoond worden door defensiepersoneel. “Onder en boven ons woonden gezinnen van militairen en twee hoofdambtenaren. Linksboven ons woonde een kapitein, die door promoties uiteindelijk als kolonel werd gepensioneerd. Aanvankelijk kregen we een bovenwoning toegewezen, maar ik moest van mijn vrouw terug om een benedenwoning te vragen. Een ambtenaar van Huisvesting zei toen: “Geef ze maar de benedenwoning, de andere mensen weten nog niet welke woning ze krijgen.” Achteraf pakte dat goed uit. Mevrouw Van Estrik: ‘Ik wilde zo graag een tuin en het was een hele grote van wel 100 vierkante meter. De bovenburen waren achteraf ook blij, want zij wilden helemaal geen tuin.”
Feesten De flat beantwoordde niet aan het stereotiepe beeld dat men elkaar in flats voorbijloopt. “We liepen in en uit bij elkaar. Het schoonmaken van het trapportaal ging in alle harmonie. Er waren feesten met de hele flat op verjaardagen, Kerst en Oudejaar. Met Oudejaar hadden we de hele flat op bezoek tot diep in de nacht. Dan was allles versierd met netten.” Meneer Van Estrik ging op zaterdag biljarten met de kapitein. Mevrouw Van Estrik werd overdag regelmatig op de koffie gevraagd, maar dat vond ze wat teveel van het goede: “Ik was nogal een pietje precies in het huishouden en daar kwam de sherry op tafel en er werd veel over elkaar gekletst.”
Kruipruimte Op straat hadden de kinderen veel ruimte om met elkaar te ballen of te badmintonnen. Of ze speelden in de grote zandbak van de familie Van Estrik. Binnen speelden ze vaak in de kruipruimte onder de flat, die 1 meter dertig hoog is. “Dan zagen we ze lange tijd niet, maar we wisten dat ze ergens onder de flat moesten zijn. Je kon zelfs doorlopen naar de volgende flat.” Op de feesten sliepen de kinderen met elkaar in bed. Dat den per maand tegenover 30 gulden in de Marijkestraat. Maar het bleek prima te kunnen. Meneer van Estrik trots: “Ik was zelfs de eerste in de straat die een auto had.”
Eerste auto Het echtpaar heeft zich altijd goed thuis gevoeld tussen de militairen.“ We waren toch een beetje van dezelfde ‘stand’”. Dat hadden naaste familieleden eerst niet gedacht. Hun bezorgde oordeel over de beoogde woning luidde aanvankelijk: ‘Je breekt je nek, dat kun je nooit betalen’. De huur van de Kanaalweg was namelijk ruim twee keer zo hoog: 61 gulden per maand tegenover 30 gulden in de Marijkestraat. Maar het bleek prima te kunnen. Meneer van Estrik trots: “Ik was zelfs de eerste in de straat die een auto had.”
Eigentijds Naar de maatstaven van de jaren vijftig was het een ruime flat, die voor wel acht personen bestemd was. Nu de kinderen uit huis zijn is de woning nog steeds geschikt. Alles is gelijkvloers en de trap naar buiten telt maar enkele treden. Verder is het huis aangepast aan eigentijdse wensen zoals een doorgebroken woonkamer, CV, een open haard en een stalen aanrecht in de keuken. Ons Doel geeft keuzemogelijkheden bij vernieuwingen. “Je hoeft ze maar te bellen of ze komen al.“ Het uitzicht is misschien wat minder romantisch dan vroeger en de militairen zijn er niet meer, maar “we hopen hier zo lang mogelijk te blijven”.