Het huis van de drie zusters aan de Cronesteinkade
‘Nou, dat was meer het leven van mij, dan herinneringen aan de buurt’, zegt Braggaar (82 jaar) als ik wegga. Maar ja, voor sommige mensen fungeert de buurt eigenlijk alleen op de achtergrond, en valt er op de voorgrond van het leven meer te vertellen.
Voormalig Nederlands-Indië “Ik dateer uit de tijd dat we, als we vakantie hadden naar Katwijk gingen en daar onze fiets op de Voorstraat parkeerden om met onze handdoeken naar het strand te gaan. Het leven was zeker niet onaangenamer dan tegenwoordig. Een van mijn kinderen ging op huwelijksreis naar Java en Bali. Wat zullen ze dan te lijden hebben, denk ik dan bij mezelf. Eerst een hele reeks prikken halen en eenmaal daar een paar dagen van de vakantie kwijt aan buikloop. Toerist zijn is vaak een onnatuurlijke manier van leven. Met een toestel op gecon-troleerde temperatuur erheen, dan over in een gekoelde bus en een hotel met airconditioning. ‘En heet dat het was overdag’, vertellen ze dan. Nou ik heb daar twee jaar in West-Java gelopen in dezelfde hitte. Maar dan in uniform, met een zwaar geweer en mijn gevechtspet op en een handje buitenboord loodste ik ze in hun auto veilig over de beruchte weg naar de yachtclub waar veel Nederlanders beroofd werden. Hun aanwezigheid was voor mij iets vertrouwds in een vreemde omgeving.”
De bank en de crisis “Je loopt er tegenwoordig niet mee te koop, maar ik heb bij een bank gewerkt: de ABN-Amro bank op het Rapenburg, en de laatste zestien jaar bij dezelfde bank in Amsterdam. Die banken die mensen te makkelijk geld hebben geleend, zeggen ze nu. Maar van de huidige crisis kun je echt niet alleen de banken de schuld geven. Mensen blijven verantwoordelijk voor hun eigen keuzes en zijn geneigd meer te willen hebben dan hun portemonnee toelaat. Als je een gulden verdient en je geeft 99 cent uit blijf je rijk, maar als je 1 euro en 1 cent uitgeeft ga je kapot, dat red je niet. Ik ben het eens met de enkele deskundige die zegt dat we terug moeten naar 0, en iets overhouden voor als het echt slecht wordt. Ik ben grootgebracht met de gedachte ‘als je iets wilt hebben dan moet je ervoor sparen’. En als iets kapot is probeer je het oude te repareren voordat je iets nieuws aanschaft. Ik heb ik weet niet hoe vaak de fi etsen van de kinderen staan repareren in de schuur. Want naar de fi etsenmaker gaan deden we alleen als het niet anders kon. Nu laat iedereen voor 7,50 euro even de band plakken. ‘De crisis slaat toe’, stond er laatst in de krant, ‘de bestedingen zijn met 0,7 procent afgenomen’. Bleek dat we weer terug waren bij de situatie in 2007. Wat was er zo erg aan 2007?, denk ik dan. Zo diep als de crisis begin jaren dertig is het nog lang niet.”
Het huis van de drie zusters “Wij zijn in 1973 hier op de Cronesteinkade komen wonen, omdat ons huis aan de andere kant van de Lammenschansweg te klein werd voor ons gezin met vijf kinderen. De jongste was zes toen we hier kwamen, en de oudste zeventien.” Er is sinds die tijd weinig veranderd. Nog steeds is aan de overkant het sportterrein, vroeger het NBLO-terrein genaamd (Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding). De Lorentzhof, aan de andere kant van het sportveld, was toen net afgebouwd. De drie zussen van wie we het huis kochten, kregen er drie appartementen naast elkaar. De oudste kon niet meer goed bewegen en zette een vreemde zwaai op het papier van de overdracht. Het was juff rouw Eggink, bij wie de heer Braggaar op de Lagere school in de klas had gezeten, en die een kluisje had in zijn bankfiliaal. ‘Dat weet nog niemand!’ had ze uitgeroepen toen dhr. Braggaar kwam zeggen dat hij gehoord had dat de zusters hun huis wilden verkopen. De drie waren blij met de snelle transactie. Ze zagen op tegen een bord in de tuin en vreemde mensen die zomaar in je slaapkamer zouden staan. En de heer Braggaar was blij dat het na jaren zoeken eindelijk gelukt was om een huis in deze buurt te bemachtigen. Het huis werd opge-knapt, de bedrading vernieuwd en de cv geïnstalleerd. De tuin werd helemaal gerenoveerd. ‘Zal ik daar maar een conifeertje neerzetten?’ hoort dhr. Braggaar de tuinman nog zeggen over de boom die inmiddels bijna zo hoog is als het huis. Het was een leuk boompje van nauwelijks een meter...
Voormalig Joodse Weeshuis “In de jaren tachtig waren er geruchten dat de gemeente woningen op het sportveld wilde neerzetten en de ernaast gelegen monumentale boerderij wilde slopen, maar die zijn gelukkig niet bewaarheid gewor-den. Zoals veel bewoners van de Cronesteinkade heeft de heer Brag-gaar zich actief opgesteld tegen de komst van een daklozenopvang in het voormalige Joods Weeshuis op de Roodenburgerstraat. Hij is blij met het gezondheidscentrum dat er nu is gevestigd. Ik vraag hem wat hij vindt van de deportatie van de kinderen uit het Joods Weeshuis op 17 maart 1943. “Je blijft je afvragen hoe mensen zulke dingen zomaar laten gebeuren”, reageert de heer Braggaar. “De actie is helemaal door de Nederlandse politie uitgevoerd, er kwam geen Duitser aan te pas. Dat de gebeurtenis pas sinds een aantal jaar wordt herdacht heeft denk ik met schaamte te maken. Je wist wel dat de Joden in het oosten het slecht hadden, en er waren geruchten van vernietigingskampen, maar geloven deed je dat niet. Het stond te ver van je af. Mijn leven als schooljongen ging in de oorlog gewoon door. Op mijn kamer hing een kaart van Europa aan de muur waarop ik met spelden en een touwtje bijhield hoe het oostfront bewoog. Het touwtje kwam steeds dichter naar Duitsland. Dat was de oorlog voor mij. Iets dat je beleefde op afstand.” Nu zit hij al jaren in het Beraad Herdenking Jodenvervolging dat jaarlijks een herdenking in de Hooglandse Kerk organiseert.
Gezin “De huiskamer hangt vol met familieportretten. In de voortuin hipt een meesje op een tak van de magnolia. Mevrouw Braggaar woont al jaren in het verpleeghuis, na een ziekteperiode thuis waarin de heer Braggaar alle huishoudelijke taken van zijn vrouw heeft overgenomen en voortdurend moest opletten of er niet iets misging. ‘Ik wil mee’, zei ze in het begin als de heer Braggaar na een bezoek aankondigde dat hij weer naar huis ging. Nu is ze zo diep dement dat ze niet meer beseft dat ze nog een huis en een man heeft. En dat is eigenlijk maar goed ook, vindt de heer Braggaar. Hij bezoekt haar nog trouw, en ook zijn kinderen bezoeken haar regelmatig. Zolang het nog kan, zorgt hij ervoor dat er ieder jaar een foto wordt gemaakt van zijn vrouw, omringd door haar man, kinderen en kleinkinderen.