Na de ijstijden behoorden de Wilgen tot de eerste verhoute planten die zich in ons land vestigden. De eerste Wilgen waren veelal lage kruipende soorten. Later kwamen ook andere soorten ons land binnen. Er zijn wereldwijd zoín tweehonderd soorten Wilgen. Zij zijn heel moeilijk van elkaar te onderscheiden omdat ze heel vaak onderling kruisen.
Toen de Watergeuzen in 1574 over het ondergelopen land met hun schepen naar Leiden kwamen voeren ze door of langs onze wijk door een landschap met diverse soorten bomen als Populier, Wilg, Es en Els. Op hun tocht kwamen ze de Gele treurwilg echter niet tegen! Die soort bestond toen nog niet. Er zijn verschillende soorten Treurwilgen; hun herkomst is vaak onduidelijk. Ze zijn ontstaan uit kruisingen tussen diverse soorten Wilgen. In 1815 werd er voor het eerst over geschreven in Frankrijk. De vaak aangeplante Gele treurwilg is in 1881 in China ontstaan uit een kruising tussen Salix alba (Knotwilgen behoren meestal tot deze soort) en Salix babylonica. In 1864 was deze kruising ook al uitgevoerd waaruit een soortgelijke Wilg (type ësalamoniií) was ontstaan. Dat type was echter gevoeliger voor ziektes dan het product dat in 1881 was ontstaan en werd derhalve na 1881 snel door de laatste vervangen. Dichtbij de Gele treurwilg aan het Professorenpad (zie afbeelding) staan enkele kronkelwilgen. Ook deze soort betreft een kweekvorm die voortgekomen is uit Salix babylonica Wilgen worden door allerlei insecten aangetast. Een hele bekende is de Wilgenhoutrups (Cossus cossus L.). Deze rups kan met 8 tot 10 cm lengte de langste soort in Nederland worden en heeft soms meer dan drie jaar nodig voor zijn ontwikkeling. De rups is vleeskleurig, heeft een purperrood vlekkenpatroon op de rug, is tamelijk kaal en ruikt naar houtazijn. Deze rups graaft grote gangen in het hout van wilgen en andere bomen, zoals Populieren. Als een Wilg wordt aangetast kan de vraat het einde van de boom betekenen. Tot enkele jaren geleden stond er een zeer mooie grote Treurwilg in de tuin van de notariswoning op de hoek van de De Laat de Kanterstraat en de Zoeterwoudsesingel. Toen er sprake van was dat die boom zou moeten worden gekapt heb ik geconstateerd dat ook in de stam van die boom gangen zaten van de Wilgenhoutrups. De boom werd gevaarlijk en moest weg. Ik hoop dat er weer een Gele treurwilg wordt aangeplant op die plaats. Het lijkt erop dat ook in de hier afgebeelde boom een lichte aantasting zit van deze rups (zie de gaatjes in de foto van de schors). De boom ziet er gelukkig gezond uit en kan mijns inziens nog heel wat jaren mee.
Het uitbotten van de Gele treurwilg is, zoals ik heb geschreven, een feestelijk gezicht. Tegelijk met de jonge bladeren komen de katjes te voorschijn. Volgens de literatuur zitten er in april katjes in de bomen. In februari van dit jaar waren al de eerste jonge bladeren met daartussen de zich ontwikkelende katjes zichtbaar. Het vroege tijdstip zal met het zachte weer te maken hebben. De eerste bladeren beschermen als het ware het jonge katje. Ze verdorren zeer snel en vallen af. Later komen er andere bladeren aan de boom. De katjes kunnen 7 cm lang worden. Vaak bevatten ze enkel mannelijke bloemen; soms ook vrouwelijke.
De lichtgroene bladeren van de Gele treurwilg zijn behaard en blijven in de herfst relatief lang aan de boom hangen; de takken en twijgen zijn schitterend geel van kleur, vandaar ook de naam Gele treurwilg. De snel groeiende boom kan 20 meter hoog worden.Nauwelijks lag de eerste wijkkrant van dit jaar bij de drukker of een zware storm velde de Treurwilg die in deze editie in de rubriek ìBoom in de Buurt ìwordt besproken (zie afbeelding) De wens van Guido Gezelle, waarmee de column werd beÎeindigd ìBlijf nog lange , o oude bonke, Staan daar, van den wilgenstronkeî, is dus niet in vervulling gegaan. Ik schreef dat de boom een gezonde indruk maakte. Tegen zware stormen zijn ook gezonde bomen niet altijd bestand, blijkt nu.
Wilgen en Populieren behoren tot de plantenfamilie Salicaceae. Niet kort voor deze storm was in dezelfde omgeving een Italiaanse populier, dus een familielid, ook door een storm geveld.
De allereerste boom die in de rubriek ìBoom in de Buurtî werd besproken (augustus 1997) was ook een Italiaanse populier, ÈÈn van de ìbrugwachtersî van de Lorentzbrug bij de Zeemanlaan, aangeplant in 1934. Op 28 mei 2000 is ook deze door een storm geveld. Ik hoop dat de andere bomen die aan de beurt zijn geweest of nog volgen na de bespreking heel wat langer in onze buurt aanwezig zullen blijven.
Wilgen en Populieren groeien snel; daardoor is hun hout relatief zacht. In het algemeen worden deze bomen niet oud. Het valt mij steeds weer op dat na zware stormen onder deze bomen vaak veel takken liggen, losgerukt door de kracht van de wind. Dat oudere Wilgen en Populieren na een zware storm tegen de vlakte gaan is dus niet verwonderlijk. Aan de Wasstraat heeft men ñ om dit te voorkomen - de Italiaanse Populieren ingekort.
Een vroegere storm had voor mij een aardige bijkomstigheid. In december 2003 besprak ik in de wijkkrant de Apentreiteraar. Aan de kegels van die boom kan je zien of je met een vrouwelijke of een mannelijke boom te maken hebt. Ik schreef toen dat ik het heel leuk zou vinden als er in de verre toekomst ook bloeiende exemplaren van die soort in onze wijk te zien zouden zijn. Aan mijn wens is inmiddels voldaan. Een maand na het verschijnen van die buurtkrant, na een storm, zag ik onder de Apentreiteraar in de tuin van het hoekhuis van de Zoeterwoudsesingel/Thorbeckestraat kegels van een mannetje liggen. Die boom is dus zo oud dat hij kan bloeien.
Wat Treurwilgen betreft, er groeien in onze wijk nog meer mooie exemplaren, b.v. op de hoek van het Professorenpad en de Lorentzkade. Als men bij die wilg rondkijkt kan men zien dat aan de overzijde van de Lorentzkade een relatief jong exemplaar groeit.
De omgewaaide boom moeten we missen. Laat mijn column in de wijkkrant 28 daarom tegelijk een in memoriam zijn voor deze boom.