Een maretak (Viscum album L.) is een groenblijvende dwergheester die alleen maar op bepaalde soorten bomen kan groeien. Hij groeit op een appelboom in de tuin van de De Ridderstraat 6. De Latijnse soortnaam duidt op de witte kleverige bessen. Viscum komt van viscidus wat kleverig betekend; album is wit (C.A. Backer, 2000. Verklarend woordenboek van wetenschappelijke plantennamen). De grote lijster, Turdus viscivorus, een belangrijke zadenverspreider, is er naar genoemd want viscivorus komt van Viscum.
Verspreiding
De Maretak behoort tot de Vogellijmfamilie. Vertegenwoordigers van deze familie komen in alle werelddelen voor, maar vermijden koude gebieden. In Europa zijn er slechts vier soorten waarvan &eavute;én in Nederland. Het is een plant die veelal in warme streken voorkomt. Hij wordt ook in Scandinavië en Groot-Brittanië aangetroffen. Zelf heb ik hem in Noord-Duitsland en Noord- Polen waargenomen. Het overgrote deel van de maretakpopulatie in Nederland groeit in Zuid-Limburg. De laatste jaren wordt deze populatie zelfs kleiner (Weeda et al. (1995) in de ‘Nederlandse Oecologische Flora’). Elders is deze plant in Nederland zeldzaam. In de omgeving van onze wijk is de maretak onder andere gevonden in de Merenwijk, Oegstgeest en Voorhout. In Nederland staat de maretak op de Rode lijst; dat is de lijst voor plantensoorten die met uitsterving bedreigd worden en beschermd zijn. In 2006 is vastgesteld dat in Alkmaar op het Waagplein de grootste maretak (diameter ca. 6 meter) ter wereld groeit. Die waarneming is opgenomen in het Guinnes Book of Records.
Halfparasiet
De Engelse naam voor maretak is mistletoe. Deze naam is in ons land volgens de nieuwste Van Dale synoniem geworden voor maretak. De plant is een halfparasiet die net als andere groene planten zuurstof kan opnemen en deze met behulp van suiker (glucose) kan omzetten in water en CO2... De wortels van de maretak zitten in de bast van de boom. Daar heeft de maretak van onderen naar boven lange zuigwortels om water en andere voedingsstoffen op te nemen. Oosterhuis verwoordt de relatie tussen de boom als “De boom is de aarde dankbaar dat hij diep in haar wortelt”. Over de maretak zou hij dus kunnen schrijven: “De halfparasiet is de boom dankbaar dat hij zich op haar kan vestigen.” De boom neemt via zijn wortels ‘diep in de aarde’ voedingstoffen op waarvan de parasiet profiteert. Hoewel de maretak als halfparasiet niet erg gunstig is voor de boom heeft deze gastheer er meestal niet zoveel last van dat hij daardoor dood gaat. Als vogels van de witte bessen hebben gegeten wrijven ze hun snavel schoon, bijvoorbeeld aan boomtakken. Dan plakken er vaak ook zaden vast aan de boom. De opgegeten zaden worden niet verteerd maar verlaten onveranderd het lichaam en komen – via de ook kleverige poep – in de bomen terecht en plakken vast. Daarna kiemen ze en dringen kleine worteltjes de bast binnen; ‘ een plant vestigt zich’. De maretak zit vaak hoog op verschillende loofbomen, vooral op de populieren, de appel, de meidoorn en de gewone acacia. Ik heb gehoord dat de toenmalige eigenaar van het huis aan de De Ridderstraat omstreeks 1994 met opzet bessen van de maretak aan de appelboom heeft gewreven en dat daardoor de nu zichtbare maretak is ontstaan.
Bevruchting
De maretak heeft vrouwelijke en mannelijke planten. Aan het uiteinde van twijgen zitten kleine geelgroene vrouwelijke en iets grotere mannelijke bloemetjes. De plant bloeit van maart tot mei. Bijen en vliegen en ook de wind zorgen voor de bestuiving. De bloemen worden ook door de wind bestoven. De plant in de De Ridderstraat vormt bessen en is dus vrouwelijk. Hoe kunnen de bloemetjes van deze plant worden bestoven als er geen mannelijke plant in de buurt staat? Om het antwoord te vinden ben ik ‘onze’ parasiet nauwkeurig gaan onderzoeken. Op verschillende plaatsen van de stam en takken komen uitlopers van de maretak naar buiten. Dat gebeurt ook als er slechts één plant op een boom zit. Ik weet dus niet of die uitlopers tot één of meer planten behoren. Een aantal van die uitlopers vormt bessen, een aantal andere doet dat absoluut niet. De altijd groene plant bloeit voor er aanvullende nieuwe bladeren zijn gevormd. De knoppen op de uiteinden van de twijgen met bessen zien er anders uit dan die op de twijgen zonder bessen (zie figuur). In die ‘prille’ knoppen zitten waarschijnlijk al de bloemetjes voor 2009. Dat zouden zowel vrouwelijke als mannelijke bloemetjes kunnen zijn.
De bioloog Ben Zonneveld, die zich al jaren bezighoudt met de maretak, vertelde mij dat de maretak heel weinig stuifmeel vormt. Het is vrijwel uitgesloten dat een vrouwelijke maretak stuifmeel krijgt van een plant die op grote afstand groeit. Dit duidt erop dat er dichtbij de vrouwelijke plant in de De Ridderstraat ook een mannelijke moet staan. Ik liet hem de knoppen zien van de plant met en zonder bessen. Hoewel Ben nog nooit aandacht had geschonken aan dit verschil trok hij dezelfde conclusie: er groeit hoogst waarschijnlijk ook een mannelijke plant in de De Ridderstraat. Op de boom staan mogelijk twee planten, een vrouwelijke een mannelijke. Echter, er kan ook iets anders aan de hand zijn. Tweehuizige planten ‘smokkelen’ soms, ze worden hermafrodiet en zijn dan gelijktijdig vrouwelijk en mannelijk. Er zijn namelijk meldingen dat ook de maretak wel eens ‘smokkelt’ en gelijktijdig zowel vrouwelijk als mannelijk is. Zodra de plant begin 2009 bloeit ga ik controleren of er daadwerkelijk zowel vrouwelijke als mannelijke bloemen worden gevormd. De vraag, of er dan twee planten op de boom zitten (een vrouwelijke en een mannelijke) of é&eavute;n (een hermafrodiet) kan ik ook dan niet oplossen.
De maretak als symbool
De maretak speelt een grote rol in allerlei godsdiensten en folkloristische rituelen. Het woord ‘mare’ slaat op boze geest. Opgehangen maretakjes zouden boze geesten op een afstand houden. Al eeuwenlang wordt deze plant aan het eind van het jaar opgehangen en ook bij ons hoor je het woord ‘mistletoe’ vooral in het najaar. Oorspronkelijk was het mogelijk een winterzonnewende- of nieuwadvertentie jaarsritueel. Volgens de mythologie was deze plant in de Germaanse gewesten aan de goden Frigg en Donar (Thor) gewijd. Frigga, de godin der liefde, gaf een kus aan iedereen die onder de mistletoe doorliep. Hier komt de traditie van het kussen onder de mistletoe waarschijnlijk vandaan:
“ Under the mistletoe, pearly and green,
Meet the kind lips of the Young and the old;
Under the mistletoe, hearts may be seen/
Glowing as though they had never been cold...”
Eliza Cook (1818-1889)