Uhlenbeckkade

Professor Christianus Cornelius Uhlenbeck, hoogleraar Oud-Germaans
Door Hans Elstgeest

Het was hun 20ste trouwdag, maar veel bijzonders was het niet. "Een saaie dag waar maar geen eind aan kwam", schreef Willy (Wilhelmina Maria) Melchior in haar dagboek. Er kwam nog wel een kaartje uit Nederland, van familie, maar verder leek deze dag in de verste verte niet op diezelfde dag 20 jaar geleden, toen Kees (Christianus Cornelius) Uhlenbeck trouwde met zijn Willy. Wat wel bijzonder was de plaats waar zij op dat moment verbleven...
Uhlenbeck was geïnteresseerd geraakt in de Indianentalen en bestudeerde deze intensief. Hij verrichtte veldwerk in de Amerikaanse staat Montana waar hij het doen en laten van de Blackfoot Indianen volgde. De Blackfoots leven in een reservaat dat ook grote delen van de Canadese staat Alberta beslaat.
De 20ste verjaardag van hun trouwdag, 23 juli, viel precies op de helft van hun verblijf bij de Blackfoot Indianen. Kees kreeg daar 'les' van enkele bewoners, vooral van Joseph Tatsey. Deze 'Blackfoot-teacher', hoewel niet altijd even betrouwbaar als het om afspraken nakomen ging, was de steun en toeverlaat van Kees. Willy droeg zorg voor de tent en de bezittingen, paaide de Indianenkindertjes met snoepgoed en maakte het Kees zo gemakkelijk mogelijk zijn om taak uit te voeren. Tijdens het verblijf in Montana hield Willy een dagboek bij waarin zij vooral de dagelijkse dingen zoals het weer en wat er gegeten wordt, optekende. Van veel wetenschappelijke waarde is dit dagboek niet maar het geeft wel een goed beeld van hoe de Blackfoot Indianen, gedurende Uhlenbecks verblijf, daar hun leven leidden.

Kindersterfte
Christianus Cornelius Uhlenbeck wordt op 18 oktober 1866 te Voorburg geboren, ruim 4 jaar later dan zijn latere vrouw Willy, die op 13 maart 1862 in het Noord-Hollandse Koedijk ter wereld kwam. Het gezin Uhlenbeck telt aanvankelijk vier kinderen. Kees is de enige die de kindertijd overleeft, zijn zus en twee broers sterven op zeer jonge leeftijd. De kindersterfte is in die tijd hoog, iets waar ook Willy Melchior over mee kan praten: van de elf kinderen, waarvan zij de middelste is, sterven er zes. Kort na Kees' geboorte trekt de familie naar Haarlem waar Kees het Gymnasium doorloopt. Ergens in die tijd komen de eerste tekenen van een depressie tot uiting in zijn soms zeer sombere gedichten. Depressies zullen hem zijn hele leven parten blijven spelen.

Passie
In 1885 gaat hij in Leiden studeren, onder andere bij J.H.C. Kern (Sanskriet). In 1888, na zijn promotie legt hij zich toe op het Baskisch, een vreemde eend in de bijt als het gaat om de zogeheten Indo-Europese talen. Hij gaat les geven op een Leidse middelbare school maar al snel blijkt dat niet 'zijn ding' te zijn. Wanneer hij in 1890 gevraagd wordt een studiereis naar Rusland te maken twijfelt hij dan ook geen moment. Het doel van de reis (geschiedkundig) boeit hem niet, maar hij ziet wel de kans schoon zijn kennis van de Russische taal eens even flink op te vijzelen.
Een jaar later is hij getrouwd waarna de eerste voorzichtige publicaties volgen. Weer een jaar later mag hij de vacante leerstoel Sanskriet te Amsterdam gaan vervullen (later ook Gotisch en Anglo-Saksisch), maar ook dat is niet 'zijn ding'.
Het leven krijgt weer een andere wending toen hij in 1899 te Leiden de leerstoel in het Oud-Germaans mag overnemen van P.J. Cosijn. Maar ook het Oud-Germaans was niet zijn passie, dat is nog steeds het Baskisch. Hij steekt veel tijd en moeite in de bestudering van deze taal, die hij overigens nooit echt meester wordt; "U heeft daarvoor niet de juiste kaken" werd hem meegedeeld, waarna hij langzaam maar zeker zijn affiniteit met deze taal kwijtraakt. Een hobby van hem, de Eskimo- en Indianentalen, komt meer en meer naar de oppervlakte en hij maakt steeds meer tijd vrij voor de studie van deze talen. Dit leidt uiteindelijk tot zijn bezoek - tot tweemaal toe - aan Montana, waar hij zich geheel specialiseert in de Blackfoot taal (een onderdeel van de Algonquian taalgroep, waarin ruim 40 verschillende Indianentalen aan elkaar gerelateerd zijn).

Lugano
Het gewone leven valt hem zwaar. Hij ervaart collegegeven als zo'n zware last dat hij er later een grondige hekel aan krijgt. Hij maakt zich niet erg populair bij zijn studenten. Zeker bij degene die er niet helemaal voor gaan. Slechts enkele van zijn studenten treden in zijn voetspoor. Zijn geestelijke conditie hielp hem ook al niet en in 1926 vindt hij het welletjes. Hij verzoekt de Koningin hem van zijn functie te ontslaan en verlaat de universiteit en ook Leiden. Na enkele omzwervingen door het land besluiten Kees en Willy hun heil te zoeken in het Zwitserse Lugano. Vanaf 1936 tot hun dood verblijven zij daar, voor misschien wel de gelukkigste periode van hun leven. De zware last die hij in Nederland had ervaren lijkt nu van zijn schouders te vallen. Maar stil zitten is er niet bij. Kees werkt vrijwel tot aan zijn dood aan zijn geliefde Blackfoot-studie en publiceert ook nog regelmatig belangrijk werk.
Hij overlijdt op 12 augustus 1951 op 84 jarige leeftijd. Willy volgt hem bijna drie jaar later. Ze bereikte de gezegende leeftijd van 92 jaar.

Bronnen:
De Leidse universiteit, in verleden en in heden (Dr. J.J. Woltjer)
De wiekslag van hun geest, de Leidse universiteit in de 19e eeuw (W. Otterspeer)
Leiden 1860-1960 Hoofdstuk: de universiteit (Mr. N.F. Hofstee)
Leidsch Dagblad
Motana 1911, a professor and his wife among the Blackfeet (M. Eggermont-Molenaar)
Pallas Leidensis MCMXXV, de Leidse universiteit tussen 1875 en 1925
Wikipedia
Winkler Prins