• Mevr. Grundemann
  • Mevr. Grundemann
  • Mevr. Grundemann
  • Mevr. Grundemann

Mevr. Grundemann

Een lang leven in de wijk

door Gesineke Veerman

Hanneke (van de wijkbestuur) geeft me de tip eens haar ‘tante Tootje’ te interviewen. Mevrouw Gründemann-Plouvier (92) woont al haar hele leven aan de grenzen van onze wijk. Haar buurtherinneringen aan een verdwenen zwembad, een koekfabriek, dienstmeisjes en de tuinman.
Een van de eerste dingen die mevrouw Gründemann zich herinnert uit onze wijk is het zwembad dat schuin tegenover de molen lag, in een inham in het Kanaal. Er was een dames- en herenbad en een kinderbadje en er was een duikplank. “Ik heb er leren zwemmen van meneer Varkenvisser, in het damesbad. Meneer Hutjeson deed de herenkant. Lang niet alle kinderen leerden zwemmen hoor, maar in ons gezin hoorde het erbij. Meneer Varkenvisser liep op een brede plank naast het bad en jij had een brede band om je middel waar zijn hengel aan vast zat. Later sprongen we van de hoge veer en doken we van de lage. Mijn vriendinnetje Huke durfde alles en dook van de hoge. ‘Nou jij’, zei ze, ‘om een gevulde koek’. En daar ging ik.”
Ze was toen een jaar of veertien, in de jaren dertig dus. Helaas moest het zwembad sluiten vanwege een uitbraak van de ziekte van Weil, een ziekte die wordt veroorzaakt door rattenurine (augustus1934).

Waffa
Jaren later was het weer een rat die ergens een eind aan maakte. Ze trof het beest aan in de poppenwagen van haar dochter, in het souterrain van hun gedeelde woning op het chique Plantsoen. De reinigingsdienst kwam, en mevrouw Gründemann hoorde hoe de rat achter de gesloten deur van het berghok schril piepend om het leven kwam. Ze had het helemaal gehad en wilde weg. Er zaten schimmels in de kasten en op de grond. Je keek tegen een blinde muur aan. Het was een heel gedoe om de kinderbox boven in de zon te zetten. Als je thuiskwam moest je de kinderwagen drie trapjes op sjouwen, nadat je je peuter boven bij de deur had neergezet. Jufrouw van Waveren, bij wie ze inwoonden, zag het gezin met lede ogen vertrekken. De kinderen noemden haar Waffa en als ze thuiskwam van haar werk mochten ze bij haar op de sofa neerploffen. “Jongens, laat Waffa nou even uitrusten”, ging het, als ze met de fiets de gang in kwam. Ze hoorde gewoon bij de familie en nam de kinderen mee naar V&D, waar ze een abonnement had op de lunch. “Het was geven en nemen”, vertelt mevrouw Gründemann. “Mijn man trok ’s ochtends vroeg de voordeur met een dreun achter zich dicht, en zij draaide ’s avonds laat muziek.”

Over het ijs naar Allemansgeest
Ondanks smeekbedes van Waffa besloten ze in 1954 te verhuizen en werden zij, haar man en drie kinderen de eerste bewoners van de eensgezinswoningen aan de Kanaalweg. Een gelukje, want ze hadden via kennissen gehoord dat er huizen gebouwd zouden worden, en konden als een van de eersten reageren. Het was een fijne plek voor een gezin. In de winter van 1956 konden ze met de slee over het ijs naar Allemansgeest, toen een eenvoudig café-restaurant met een koek en zopie. Het huis had centrale verwarming (met een centrale haard in de huiskamer) en een douche. Op het Plantsoen hadden ze wel een grote badkamer gehad, maar er was alleen een bad op pootjes.

Jeugdjaren
In de ‘Plantsoen-tijd’ ging mevrouw Gründemann ook nog wel eens douchen bij haar ouders op de Hoge Rijndijk (een paar huizen voorbij het Bonaventuracollege). Ze schaamt zich een beetje om over haar ouderlijk huis te vertellen. Het was namelijk ruim met een flinke tuin, en ze hadden een meisje voor de kinderen en een tuinman in dienst. Ze speelde er op het grindpaadje in de achtertuin. De tuinman kweekte er onder andere aardbeien, conference peren en appels.

“Mijn moeder was heel veel tijd kwijt met het inmaken van al het fruit. De potten gingen in een enorme weckketel. ’s Winters aten we ingemaakte tuinbonen en sperziebonen. Het kindermeisje heette Marie Kienjet en er was een meisje voor dag en nacht.” Mevrouw Gründemann herinnert zich dat ze met Marie ging touwtjespringen. ‘In spring, de bocht gaat in, uit spuit, de bocht gaat uit’.

Haar vader had een schoenenzaak in de Maarsmansteeg; hofleverancier Paanacker & co. De kinderen mochten er een paar keer per jaar schoenen uitzoeken. Die werden dan door de broer van Marie Kienjet thuis bezorgd, in een fiets met een grote mand aan het stuur. De lagere school stond op het Levendaal, dat toen nog een gracht had. Het was naar lopen, dat Levendaal, er waren smalle stukjes met kleine steentjes en een heel stuk met grote keien. Onderweg stopte ze wel eens om belletje te trekken bij de Dekenfabriek. En dan snel de hoek om, de Rijnstraat in.

Aan het einde van de straat, voor de Wilhelminabrug, was de eindhalte van de Blauwe tram. Mevrouw Gründemann herinnert zich nog goed hoe ze later iedere dag de tram nam naar Den Haag, samen met een vriendinnetje. Ze ging naar het katholiek meisjeslyceum Edith Stein. In Leiden was geen katholiek voortgezet onderwijs voor meisjes, en via pastoor Beukers was geregeld dat ze met de dochter van de nieuwe dokter mee naar school kon. Het betekende drie keer in de week om half acht de deur uit en om zes uur weer thuis.

Zondags ging het gezin lopend naar de Petruskerk op de Langebrug, alhoewel de vader van mevrouw Gründeman als een van de weinigen in de straat een auto bezat. De eigenaar van de autozaak, dhr. Questro, leerde haar vader rijden, zo ging dat in die tijd. “Naar de zaak ging vader met de tram, want ook toen al kon hij in de stad zijn auto niet kwijt.” Die auto was echt een luxeartikel en werd voornamelijk gebruikt om met het hele gezin naar België op vakantie te gaan. ”We pasten er ook niet altijd in. ’Jullie hebben jonge benen, gaan jullie maar lopen’, zei mijn vader dan.”

Tennis
In haar vrije tijd leerde mevrouw Gründemann tennissen, een sport die ze tot haar tachtigste jaar heeft volgehouden. Ze begon bij de vereniging Leidse Hout, later aan de Haagweg. In 1957 kwamen er tennisbanen in de wijk. Na de Middelbare school wilde ze dolgraag naar de academie voor lichamelijke opvoeding, maar de dokter raadde het haar ouders af, omdat ze als vijfjarig kind ernstig ziek was geweest. Ze vindt het nog steeds erg jammer dat ze er niet heen mocht. In plaats daarvan werd ze assistent van een tandarts op het Rapenburg. “Ook best leuk hoor, ik heb het daar erg naar mijn zin gehad. Naast de stoel staan, alles klaarzetten en prepareren en natuurlijk bange kinderen geruststellen.”
Toen de kinderen groot waren werd ze erg actief in het vrijwilligerswerk en zat ze jarenlang in het bestuur van de UVV (Unie Vrouwlijke Vrijwilligers, later ‘Unie van Vrijwilligers’). Ze is trots op wat het UVV allemaal heeft geregeld. Zo speelde het een belangrijke rol bij het opzetten van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.

Koekfabriek ‘De Bij’
“Het leven van mijn moeder heeft zich voor het belangrijkste deel afgespeeld in het gebiedje tussen de Hoge Rijndijk, het Plantsoen en de Kanaalweg”, zegt haar dochter Ineke, “Net als dat van mijn vader trouwens, die opgroeide op de Lorentzkade.” Ze is bij het interview aanwezig om haar moeder te ondersteunen. Want mevrouw Gründemann is al 92 en is onzeker of ze het nog wel kan. Ze heeft enkele herinneringen als geheugensteun op een briefje genoteerd. Naast het zwembad in het Kanaal herinnert ze zich ook nog koekfabriek ‘De Bij’. Deze stond ter hoogte van de huidige Roomburgerlaan. Als jong meisje ging ze met haar zus wel eens op zondagmiddag een eind wandelen, over een smal pad door de weilanden achter het huis. Dan kwamen ze ook langs de koekfabriek.
Ik probeer me voor te stellen waar het zwembad en de koekfabriek precies gestaan moeten hebben en hoe ze er uit moeten hebben gezien. Het lukt niet echt. Er staan te veel huizen in de weg. De Professorenwijk achter het ouderlijk huis, en de nieuwbouwwijk Roomburg in de buurt van het zwembad van badmeester Varkenvisser. Mevrouw Gründemann is de enige constante factor.

Fotobijschriften:

1.     De vader van mevrouw Gründemann in de deuropening van de Blauwe tram op de Hoge Rijndijk.

2.     Op het ijs voor het huis aan de Kanaalweg

3.     Koekfabriek ‘De Bij’, 1920 (foto: regionaal archief Leiden)

4.     Ook in het RAL, een bericht in het Leids Dagblad, 31-8-1934, zweminrichting nabij den Hoge Rijndijk moet sluiten vanwege ziekte van Weil. Zoeken op: zweminrichting Weil.