• Es
  • Es
  • Es

Es

Door Rinny Kooi

De ongewone Gewone es

boven in de es
wemelen veertien blaadjes
het is voldoende
(J.C. van Schagen, 1891-1985)

De Es speelt een rol in allerlei religieuze verhalen. De Gewone es bij een kerk (Fraxinus excelsior L., in de voortuin van de Vredeskerk) vraagt erom een verband te leggen met religie. In het bijbelboek Genesis is te lezen dat God Adam en Eva heeft geschapen. De schepping van de man en de vrouw is een belangrijk onderwerp in verschillende religies en culturen, bijvoorbeeld in de mythologische verhalen van de volken die vroeger in het noordelijke deel van Europa woonden. Die verhalen zijn vastgelegd in de Edda, een soort Germaanse bijbel.

Scheppingsverhalen
In de Edda wordt verteld over de wereldboom, Yggdrasil, die hemel, aarde en onderwereld samen houdt en steunt. De Germaanse naam Yggdrasil voor de es is afgeleid van Ygg, ÈÈn van de namen van Wodan of Odin. Yggdrasil is de levensboom van de gehele mensheid. De goden Odin, Hˆner en Loki zouden langs het strand hebben gelopen en daar twee aangespoelde stammen hebben gevonden, een Ask en een Embla. Ask betekent Es, Embla betekent Iep of Els; Embla heeft dus betrekking op twee soorten bomen. Uit de Ask zouden zij een man, uit de Embla een vrouw hebben geschapen. Ook volgens de Griekse mythologie is de Es de oorsprong van de mens. Als het scheppingsverhaal van Adam en Eva in de Vredeskerk wordt verteld is het goed te bedenken dat de Es die voor de kerk staat ook kan verwijzen naar andere scheppingsverhalen dan dat in Genesis.
Overigens groeien er ook een Iep en een Els op korte afstand van de Vredeskerk. Een Ruwe iep (Ulmus glabra Huds.) staat tegenover Lorentzkade 48 en een Els (Alnus glutinosa (L.)) is te vinden links van het pad dat van de kerk naar het Roomburgerpark loopt..

Wat voor Es zouden Odin, Hˆner en Loki hebben gevonden: een stam van een vrouwelijke of van een mannelijke boom? Zou er een man uit een vrouwelijke boomstam zijn ontstaan of een vrouw uit een mannelijke? Goden kunnen veel maar zouden zij daadwerkelijk hebben kunnen vaststellen of die boomstam van een vrouwelijke of mannelijke boom kwam? Die geslachtsbepaling is heel ingewikkeld; het is werk voor specialisten.

Gallen
De Es wordt door de wind bestoven. Na de bloei worden er grote groepen ëtrossení vleugeltjes gevormd. Ook bij de verspreiding van de zaden helpt de wind een handje. In veel Essen zitten knobbels (= gallen) op de steeltjes van de vleugeltjes. In ëHet Gallenboekë van Doctors van Leeuwen staat: ìAlleen de vrouwelijke bloemen worden aangetast. In plaats van bloemen ontstaan - als reactie op aantasting door de galmijt Aceria fraxinivora (Nol.) - verwarde woekeringen die een bloemkoolachtige structuur hebben en zeer verschillend van vorm en grootte kunnen zijn.î Galvorming gaat waarschijnlijk ten koste van de zaadproductie. Toch zie je vaak dat essen met gallen nog zaden vormen. Gedurende de hele winter, zelfs als de vleugeltjes met zaden al ëweggevlogení zijn, kunnen de gallen nog in de bomen zitten.

Eigenschappen van de es
Deze Gewone es hoort thuis in West-, Midden- en Oost-Europa, vanaf Noord-Spanje en de Balkan tot Zuid-ScandinaviÎ, maar ook in de Kaukasus en aangrenzende berggebieden. Onder de algemene boomsoorten in Nederland stelt de Gewone es de meeste eisen aan de bodem. Hij vergt zowel een goede zuurstofvoorziening voor de wortels als een vrij hoge vochtigheid en daarbij een ruim gehalte aan kalk en fosfaat (zie Weeda, 1995, in de ëNederlandse Oecologische floraí). De es komt in Nederland vrij algemeen voor in loofbossen op vochtige voedzame grond en in beekdalen.
Heeft Van Schagen goed naar het bladerdak van de Es gekeken? Laat hij bladeren of blaadjes wemelen en waarop slaat het getal 14? De bladeren aan de Gewone es roepen deze vragen op. Deze Es heeft een samengesteld blad: aan de hoofdnerf zitten in de regel 7-13 blaadjes. Heeft Van Schagen deze blaadjes bedoeld? Heeft hij wel goed geteld? Ik twijfel eraan omdat het blad van een es een oneven aantal blaadjes bezit. Of laat Van Schagen 14 bladeren wemelen. Overigens is ook het aantal essen in onze wijk (en Leiden) bijna niet te tellen. Ze behoren tot de meest aangeplante bomen (zie ëAlle bomen tellen meeí, uitgave gemeente Leiden omstreeks 2001). De Gewone es is een vrij grote boom (tot 40 m hoog) met een eivormige, ronde kroon en hoort net als de liguster tot de familie van de Oleaceae, de Olijffamilie. De takken zijn relatief dik. Van een jonge tak blijft de oorspronkelijke punt het uiteinde vormen. Bij late vorst kan deze beschadigd worden. Dan ontwikkelen de twee daaronder zittende zijtakken zich in gelijke mate zodat een gaffel ontstaat. De opvallende zwarte knopschubben zijn kenmerkend; twee knopschubben zitten altijd tegen over elkaar op een twijg; de volgende twee staan daar haaks op. De eindknoppen worden ëbokkenpotení genoemd. De jonge scheuten zijn eetbaar als salade.
Deze Gewone es heeft een groot reproductievermogen en is als hakhout te telen. Een Es kan twee tot drie eeuwen oud worden; de wortelstronk van een boom die als hakhout wordt gebruikt kan zelfs een leeftijd van wel vijf eeuwen bereiken. Essenhout is van oudsher een veel gebruikte houtsoort, omdat het goed te verwerken, te buigen en te draaien is. Het is dus niet alleen sterk en hard maar ook taai en elastisch. Het wordt voor vele doeleinden gebruikt, voor gereedschapsstelen, turntoestellen, laddersporten, sleden en lansen. Es is in het Latijn fraxinus. De Romein Plinius de Oudere (77 n.o.j.) schreef al over een essenhouten werpspies. Het woord fraxinus heeft een Griekse oorsprong en drukt uit dat van deze boom goede palen voor een omheining kunnen worden gemaakt. Excelsior betekent hoger en slaat op de of hoogte die de boom kan bereiken. Er zijn diverse theorieÎn over de herkomst van het woord es. Het kan iets te maken hebben met door bomen ëomheinde essení, iets met de asgrijze kleur van de stam, of met het gebruik van speren die in het Gotisch asks werden genoemd.

Manna
Als een es gewond raakt (b.v. door de steek van een insect) stroomt er sap naar buiten. Op SiciliÎ wordt om dat sap te winnen een andere soort es, Fraxinus ornus L., aangeplant. Het eerste sap dat na verwonding uit deze plant stroomt bevat de bittere stof fraxine. Deze bittere stof verdwijnt snel uit het sap en de rest wordt een witte kristalvormige massa die zoet smaakt en manna wordt genoemd. Dit manna is eetbaar en heeft een laxerende werking. Manna kan ook uit onze Gewone es worden gewonnen.
Het bijbelse manna waarover ook wel eens in de Vredeskerk wordt gesproken heeft een andere herkomst. Toen volgens de bijbel de hongerige IsraÎlieten klaagden zond God hen voedsel in de vorm van manna: De ënaturalistische exegeseí neemt aan dat dit manna uit de ter plaatse groeiende Tamariskbosjes kwam. Op die boom leven luizen die sap opzuigen. Wat zij te veel opzuigen scheiden ze weer af in de vorm van een zoete regen. Dit is vergelijkbaar met het ësap afscheidení door de bladluizen op de lindes in onze wijk ís Ochtends, voor de opkomst van de zon, hebben deze ëregendruppelsí een vaste vorm, door de zonnewarmte smelten ze. In de bijbel is te lezen dat het volk IsraÎl ís ochtends manna moest verzamelen omdat het later op de dag verdween. Overigens is er nog meer plantaardige materiaal dat manna wordt genoemd, bijvoorbeeld korstmossen of korianderzaad.
De Gewone es is geen bijzondere boom in onze omgeving en hoort hier dus thuis. Als naar de botanische eigenschappen, het prachtige uiterlijk, de mythologie, de gebruikswaarde en dergelijke wordt gekeken zou ik hem geen gewone boom noemen maar eerder een levensboom zoals ook wel in de oudheid werd gedaan. Het mag duidelijk zijn dat de Gewone es bij de Vredeskerk de buurtbewoners, de kerkbewoners en hun voorgangers stof tot nadenken geeft.