• Wout Hageman

Wout Hageman

Een dorp in de buurt: de Rijndijkstraat

Wout Hageman is geboren en getogen in de Rijndijkstraat. Sommigen noemen het de gezelligste straat van de Rijndijkbuurt. De eerste huizen zijn gebouwd rond 1898. Zijn ouders betrokken net voor de oorlog een huis, dat hij zelf in 1985 weer overnam.

“Het huis is niet groot. Vroeger was het ingedeeld zoals je vaak zag: een voorkamertje waar we eigenlijk nooit kwamen, er stond ook geen kachel. Die bevond zich in de achterkamer.
Daartussen zat een alkoof waar mijn ouders sliepen. Met een trap kwam je meteen op zolder. Dat was een grote ruimte, met een dakkapel voor en een steekraampje achter. We hadden daar geen verwarming, dus het ijs stond op het glas als het buiten vroor. Toch hadden we het niet koud onder onze dekens van Van Wijk. Ik sliep daar met mijn twee broers en zus. Zij lag min of meer apart achtereen gordijn.
Als je moest plassen, ging je de trap af naar de keuken. In het trapgat hing een fietslampje in een transformator. ‘s Ochtends hing de kachelgeur van verbrande kranten en hout al snel in het hele huis. De kolen kwamen daarop. Vader luisterde dan om zeven uur naar het nieuws op de distributieradio.”
Wout is als jongste in het gezin geboren in 1941. “Wij waren met z’n zessen thuis, maar ik kende gezinnen in de straat waar tegen de tien kinderen op zo’n zolder moesten slapen. Dat zou je nu niet meer voor mogelijk houden.”

Katholieke school
Om met zijn katholieke moeder te mogen trouwen is vader speciaal katholiek geworden. Daartoe is hij in de leer geweest bij Verbum Deï op de Plantage. “Heel streng was het thuis overigens niet, dat is volgens mij nooit zo met katholieken. Op zondag moesten we naar de kerk. Als ik op wat latere leeftijd spijbelde en mijn ouders kwamen daar achter, dan kreeg ik het vooral met vader aan de stok. Ik herinner me nog goed dat bij ons in de straat een streng christelijk gezin woonde waar op zondag psalmen werden gezongen. Van al mijn vriendjes ging ik als enige naar de katholieke lagere school aan de Os- en Paardenlaan in Noorderkwartier. Dat was een hele afstand. Veel van mijn vriendjes gingen naar school in de Munnikenstraat achter de Zijlsingel. Samen liepen we dan naar school, alleen moest ik dus verder. Verschillende van mijn vriendjes hadden nog nooit een kerk van binnen gezien. Ik nam ze dan wel eens mee naar een dienst.”

Hand verloren
Vader Hageman was lasser bij De Jong’s Machinefabriek in Hazerswoude Rijndijk. Door zijn specialisme werkte hij soms ook wel eens in een heel andere stad. Dan bleef hij daar ook logeren. “In de Rijndijkstraat woonden veel vaklieden, hoewel ook wel fabrieksarbeiders. Van Wijk had aan de Kanaalweg een fabriek waarvan verschillende arbeiders uit deze buurt woonden. Ik herinner me nog dat iemand uit de straat als kind brood bracht naar zijn vader die bij Van Wijk werkte. Hij zal net in het schaftlokaal en zijn zoon liep de fabriek in. Daar heeft hij toen zijn hand verloren in een machine.”

Gefileerde tong
“Ja de Rijndijkstraat was een arbeidersstraat. Er werd hard gewerkt om kinderen behoorlijk te voeden en te kleden. De sfeer was anders dan in de kanaalstraat en de Roomburgerlaan. Daar woonden toch andere mensen. Helemaal anders was natuurlijk de Verdamstraat, even verderop. Dan zit je eigenlijk al in de Burgemeesterswijk. Een van de bewoners daar was professor De Sitter. Hij woonde op de hoek met de Roomburgerlaan. Daar kwam een speciale visboer aan huis in een auto. Als buurtkinderen stonden we er omheen als hij tong voor De Sitter stond te fileren. Dat aten wij nooit. We trokken ook niet op met kinderen uit die buurt. Je speelde met kinderen met dezelfde achtergrond. We kwamen er wel, bijvoorbeeld om appels en pruimen te jatten uit hun grote tuinen. Natuurlijk werden we dan weggejaagd.”

Leveranciers
“Een van de dingen die het gezellig maakten in de straat was de komst van leveranciers. Zo had je de aardappelboer Spruitenburg, melkboer Van Egmond en visboer Haasnoot, die kwam uit Katwijk. Wij aten wel eens schar en bokking. Voor de melkboer was ons gezin zijn laatste klant. Dus om half elf ’s-Avonds zat hij bij ons koffie te drinken. Wij lagen natuurlijk als kinderen al in bed. M’n broer heeft toen nog eens gesnoept uit de zak melkpoeder die op de gang stond. Hij kwam uit bed, nam een hap en kreeg meteen een vreselijke hoestbui. Maar een slok water kon niet, want dan hadden ze hem ontdekt. Middenstanders hadden soms ook een loper, een blinde sleutel van de huizen van hun klanten. Dan konden ze zo naar binnen. Dat zou je ju nu niet meer kunnen voorstellen.”

Wateroverlast
De Rijndijkstraat was vroeger de uiterste rand van de buurt. Je keer ver weg naar de molen aan het Kanaal en de trein naar Utrecht. Daarachter begon meteen het weilend. “De koeien van boer Teske staken zo hun kop over de draad van onze achtertuin. Ze zijn ook wel eens onze tuin binnen komen lopen. Nou, de stront liep van de muren. Daarover gesproken: vroeger loosden drie huizen samen op één beerput of rechtstreeks op een sloot. Eens in de zoveel tijd werd die dan leeggeschept. De drek werd dan op een naburig weiland gegooid. Als kind zakte je dan door de harde bovenlaag. Pas later is een riool aangelegd. Er ligt trouwens nog steeds een sloot. De Rijndijkstraat heeft vaak overlast gekend. De straat is namelijk heel snel in het weiland neergelegd en ligt ongeveer een meter lager dan de omgeving. Vocht trok snel op in de muren. Mijn ouders hebben niet voor niks een lambrisering op de muren laten maken. Nog steeds zijn er problemen.”
“De buurt is steeds verder uitgebouwd. Ik weet nog dat in 1963 er een strenge winter was. In die periode lag de bouw aan de Roomburgerlaan enige tijd stil. Op een gegeven moment bleef er een stukje weiland over. Dat hebben de bewoners toen maar als volkstuinen ingericht. Later zijn daar winkels gebouwd.”

Leidse Rivièra

“Ik heb een hele leuke jeugd gehad. We zaten buiten schooltijd de hele dag in de weilanden. In de zomer trok half Leiden, vooral uit de volksbuurten, naar het Kanaal. Daar zaten de gezinnen aan de waterkant. Een heerlijke plek om te zwemmen en te vissen. In de ‘driehoek’. Het stukje weiland voor die hoge torenflat aan de kanaalweg, werden zelfs tenten opgezet. Het werd hier wel de Rivièra van Leiden genoemd. Je smeerde je als kind in met de bagger uit de sloten en sprong achter elkaar het Kanaal in. In de winter kon je hier al snel schaatsen. Poldersloten liggen snel dicht.”

Televisie de pest
Langzamerhand veranderde de straat. “Ik herinner me nog de eerste auto in de straat. Die was van een vertegenwoordiger.
De straat is natuurlijk enorm veranderd: veel nieuwe gezinnen. Tja, het stroomt door; jonge gezinnen beginnen hier en verhuizen als er meer kinderen komen. De meeste huizen zijn vrij klein. Toch zijn er ook nog steeds bewoners van vroeger te vinden. Ook kinderen van vroeger, zoals ik, komen soms terug.
Toch is die gezelligheid er niet meer. Vroeger spraken de mensen met elkaar in de straat. Je leefde op straat in de zomer. Ja, er was geen televisie en video. Dat is de pest voor gezelligheid.
Mensen werken nog steeds hard, maar vaak voor luxe. Ik groet natuurlijk wel mensen, maar het is toch heel anders. Ik kom nog maar bij een enkeling over de vloer. Er is natuurlijk ook veel verbeterd. Als je vroeger bij elkaar naar binnen keek, zag het er eender uit; tafel in het midden, een lamp er boven. Nu heeft iedereen er door verbouwingen zijn eigen sfeer ingebracht. Dat maakt het veel afwisselender.”

Geen ruzie
Het grappige is dat ik als kind de straat breed vond. Kijk maar op de foto, het is op zich geen heel smalle straat. Maar met al die auto’s is dat het wel geworden. Iedereen wil z’n auto voor de eigen voordeur. Voor kinderen is het soms gevaarlijk op straat. Toch zijn hier nooit grote ruzies volgens mij. De sfeer is goed. Dat komt misschien juist ook doordat er mensen met zoveel verschillende achtergronden wonen. En de onderlinge contacten gaan via de kinderen. Daar zijn er de laatste tien jaar veel van bijgekomen. Ja, in de Rijndijkstraat wonen we nog met plezier.”