19.12.2025 : Vanaf 1910 is Leiden uitgebreid met de Professorenwijk, de Burgemeesterswijk en de Rijndijkbuurt. Van oudsher werden die delen van Leiden door mensen met een verschillende maatschappelijke status bewoond.
English follows the Dutch text
In de Professorenwijk woonden vooral hoogopgeleide mensen zoals artsen en professoren van verschillende faculteiten. De Burgemeesterswijk was de wijk waar veel middenstanders hun winkel hadden. In de Rijndijkbuurt woonden vooral arbeiders en ambtenaren.
Het ontstaan van de buurtBegin vorige eeuw groeide in Leiden zowel de industrie als de ambtenarij enorm. De binnenstad werd te klein om alle mensen te huisvesten. De gemeente moest zich actief gaan bemoeien met de woningbouw. Voorheen werden de meeste huizen per stuk ontworpen door architecten maar de maatschappelijke ontwikkelingen vroegen om architecten die hele wijken ontwierpen. De Rijndijkbuurt is zo’n ontwerp. Naast villa’s en huizen voor de zogeheten middenstand werden daar rond 1898 de eerste arbeiderswoningen gebouwd. De indeling was meestal met een voorkamer en een achterkamer op de begane grond, met een alkoof tussen de beide kamertjes. De trap liep gelijk door naar de zolder met een dakkapel. Op de onverwarmde zolder sliepen de soms talrijke kinderen.
Een gelukkige bewoonsterMevrouw Blöte vertelt over haar herinneringen aan de Rijndijkbuurt. Mevrouw Blöte – ‘zeg maar Riek’ – is geboren in de Hartmanstraat. Daar woonde ze met haar ouders en twee broers. Zij herinnert zich twee slaapkamers op zolder en opoe die in het kamertje beneden sliep. Bijna tachtig jaar later woont Riek op een steenworp afstand van haar geboortehuis, aan de Kanaalweg. Ze praat met veel liefde over haar buurt: ‘Iedereen kende elkaar. We speelden op straat. Stoepranden. Touwtje springen. Steppen. Steltlopen. Mijn vader had de stelten zelf gemaakt.’ Riek was dol op haar vader, een echt vaderskindje. ‘Hij was een lieve, zachte man’. Riek herinnert zich de speeltuin: Rond de Watertoren in de Dozystraat, ooit opgericht omdat er behoefte was aan een speelplek in de kinderrijke buurt. Riek ging daar nooit heen, zij speelde op straat. ‘We hadden genoeg te doen. ‘s Zomers zwommen we in de Zijl, in de winter schaatsten we daar. Ik ging ook weleens mee met de paard en wagen van de schillenboer, maar daarover had mijn moeder dan de pee in.’ De Rijndijkstraat was verboden gebied, want ‘daar woonde geen goed volk’. Toch is Riek er wel geweest want ze herinnert zich dat ze daar eens in rioolwater gevallen is. Met een vies gezicht zegt ze: ‘Ik ruik die stank zo weer!’ De straat had veel wateroverlast: de huizen waren ooit snel in een weiland gebouwd en lagen een meter lager dan de omgeving. Ook aan haar moeder denkt Riek met liefde terug. ‘Mijn moeder was handvaardigheidsdocente. Ze heeft ooit de Club voor Meisjes opgezet die bijeenkwam op het Levendaal, het pand waar nu een Uitvaartonderneming zit. Moeder ging bij fabrieken om restjes stof vragen voor de Club. Ze kreeg altijd wat mee.’ Riek is zelf ook lid geweest van de Club en zegt veel geleerd te hebben van haar moeder.
Hoe het leven liepAls kind ging Riek naar de protestantse Prinses Ireneschool, een van de vijf zogeheten Finse scholen in Leiden. Na de lagere school volgde ze de Vakschool aan de Boshuizerkade. Riek stopte daar na twee jaar. ‘Ik wilde werken, geld verdienen’. Ze ging werken als hulp in de huishouding bij ‘een heel gezellig gezin’. Via de Cemsto en de Tijdschriftencentrale kwam Riek als verzorgster in bejaardentehuis Haagwijk terecht. ‘Daar heb ik het geweldig naar m’n zin gehad. Ik vond het leuk om mensen te helpen.’ In Haagwijk werkte Riek ook maar kort: ze trouwde en moest dus stoppen met werken. Riek was nog jong toen ze trouwde, ze kende haar man vanaf haar veertiende. En hij kwam uit… de Rijndijkbuurt! ‘Ik kon vanuit mijn slaapkamerraam in zijn slaapkamer kijken. Ik vond hem leuk. En hij mij ook’, lacht ze. Riek trouwde in de Vredeskerk, die in 1965 in gebruik genomen was. Het jonge stel woonde aanvankelijk bij Rieks ouders in, zoals in die tijd vaak gebeurde. Toen een buurvrouw Riek op het huis op de Kanaalweg attendeerde, was ze er als de kippen bij. Ze dong nog flink af op de verkoopprijs. Riek kreeg met haar man twee dochters. Helaas overleed haar man jong. Toen de dochters ouder waren ging Riek als vrijwilliger werken bij Roomburgh. ‘Dat heb ik helemaal zien bouwen!’. Dat heeft ze ruim twintig jaar met enorm veel plezier gedaan. Inmiddels maakt Riek zelf gebruik van de diensten van Roomburgh. Ze is een trouwe wekelijkse bezoekster van de bingo en heeft een Fietsmaatje. Vorig jaar fietste ze nog mee in de 3 Oktober-optocht.
HerinneringenEen wandeling met Riek door haar buurt levert bij bijna elk huis een verhaal op. Ze kan met naam en toenaam vertellen wie er gewoond heeft. Van de winkels op de Hoge Rijndijk weet ze tot ver terug in haar jeugd nog te vertellen van wie de zaak was en wat er verkocht werd. Er kwamen toen veel leveranciers aan huis: een melkboer, een bakker, een groenteman. Ze heeft ook wel armoe gezien in de wijk. ‘Maar we hielpen elkaar met wat aardappelen of een zelfgebreide sjaal’, zegt ze. ‘Mensen stonden echt voor elkaar klaar.’ Zelf heeft ze nu veel steun aan haar dochters met wie ze op stap gaat, lekker uit eten gaat, boodschappen doet of gaat aqua-joggen. Teruggekomen bij haar voordeur zegt ze hartgrondig: ‘Ik ga hier nooit weg!’
door Mirjam de BruijnDit artikel verscheen in de Wijkkrant van december 2025
Wilt u ook graag geinterviewd worden over uw herinneringen aan de Pro‑ urgwijk/Rijndijkbuurt? Stuur dan een mail naar Joost Dieleman: jwdieleman@gmail.com
The Rijndijkbuurt, a world of its own. Since 1910, Leiden has expanded to include the Professors' District, the Burgemeesterswijk, and the Rijndijkbuurt. Traditionally, these parts of Leiden were inhabited by people of varying social status.
The Professors' District was primarily home to highly educated individuals such as doctors and professors from various faculties. The Burgemeesterswijk was home to many middle-class people. The Rijndijkbuurt was primarily home to workers and civil servants.
The Origin of the NeighborhoodAt the beginning of the last century, both industry and the civil service boomed in Leiden. The city center became too small to house all the residents. The municipality had to become actively involved in housing development. Previously, most houses were designed individually by architects, but social developments necessitated the design of entire neighborhoods by architects. The Rijndijkbuurt is one such design. In addition to villas and houses for the so-called middle class, the first workers' houses were built there around 1898. The layout was usually a front room and a back room on the ground floor, with an alcove between the two rooms. The stairs led directly to the attic with a dormer window. The sometimes numerous children slept in the unheated attic.
A happy residentMrs. Blöte shares her memories of the Rijndijk neighborhood. Mrs. Blöte—"just call me Riek"—was born on Hartmanstraat. She lived there with her parents and two brothers. She remembers two bedrooms in the attic and her grandmother sleeping in the downstairs room. Almost eighty years later, Riek lives a stone's throw from her birthplace, on Kanaalweg. She speaks fondly of her neighborhood: "Everyone knew each other. We played in the street. Curbs. Skipping rope. Scootering. Stilt walking. My father made the stilts himself." Riek adored her father, a true daddy's girl. "He was a sweet, gentle man." Riek remembers the playground: Around the Water Tower on Dozystraat, originally established because there was a need for a playground in the neighborhood with so many children. Riek never went there; she played in the street. "We had plenty to do. In the summer we swam in the Zijl, in the winter we skated there. I also sometimes went along with the peeler's horse and cart, but my mother was so upset about that." Rijndijkstraat was off-limits because "no decent people lived there." Yet Riek did go there, because she remembers falling into sewage water there once. With a grimace, she says, "I can smell that stench again!" The street was prone to flooding: the houses had been built quickly in a meadow and were a meter lower than the surrounding area. Riek also remembers her mother fondly. "My mother was a crafts teacher. She once founded the Girls' Club, which met at Levendaal, the building where a funeral home is now located." Mother would go to factories to ask for scraps of fabric for the Club. She always got something to take home.' Riek was also a member of the Club and says she learned a lot from her mother.
How life unfoldedAs a child, Riek attended the Protestant Prinses Ireneschool, one of the five so-called Finnish schools in Leiden. After primary school, she attended the Vakschool on Boshuizerkade. Riek quit after two years. 'I wanted to work, to earn money.' She started working as a domestic helper with 'a very nice family.' Through Cemsto and the Tijdschriftencentrale, Riek ended up as a caregiver at the Haagwijk retirement home. 'I really enjoyed it there. I enjoyed helping people.' Riek also only worked briefly in Haagwijk: she got married and had to stop working. Riek was still young when she married; she had known her husband since she was fourteen. And he came from... the Rijndijkbuurt! 'I could see into his bedroom from my bedroom window. "I liked him. And he liked me too," she laughs. Riek got married in the Vredeskerk (Peace Church), which had been inaugurated in 1965. The young couple initially lived with Riek's parents, as was often the case in those days. When a neighbor pointed out the house on Kanaalweg to Riek, she was quick to jump on it. She even bargained down the selling price. Riek and her husband had two daughters. Sadly, her husband died young. When the daughters were older, Riek started volunteering at Roomburgh. "I saw the whole thing being built!" She enjoyed it immensely for over twenty years. Riek now uses Roomburgh's services herself. She's a faithful weekly bingo attendee and has a cycling buddy. Last year, she cycled in the October 3rd parade.
MemoriesA walk with Riek through her neighborhood reveals a story about almost every house. She can tell the full story of who lived there. She can still recall the shops on Hoge Rijndijk, dating back to her childhood, and what they sold. Many vendors came to the house back then: a milkman, a baker, a greengrocer. She also witnessed poverty in the neighborhood. "But we helped each other out with a few potatoes or a hand-knit scarf," she says. "People were truly there for each other." She now finds great support in her daughters, with whom she goes out for a nice meal, goes grocery shopping, or goes aqua jogging. Back at her front door, she declares wholeheartedly: "I'm never leaving here!"
by Mirjam de Bruijn
This article appeared in the December 2025 issue of the Wijkkrant