Professor Petrus Johannes Blok, hoogleraar vaderlandse geschiedenis Door Hans Elstgeest
Petrus Johannes Blok, geboren te Den Helder op 10 januari 1855. Blok was van 1884 tot en met 1893 hoogleraar algemene en vaderlandse geschiedenis in Groningen, van 1894 tot 1925 hoogleraar vaderlandse geschiedenis te Leiden. Hier stierf hij op 24 oktober 1929.
Petrus is zoon van C.J. Blok (hoofd van een school in Den Helder) en D. Ruijter. Petrus huwde op 14 juli 1881 Maria Dorothea Felix en zij kregen drie kinderen. Maria overleed in 1908 en Blok hertrouwt op 12 april 1911 met Johanna Frederika Kuiper.
Blok start zijn opleiding op de school van zijn vader en daarna doorloopt hij de Latijnse School (gymnasium) in Alkmaar. Op 22 september 1873 schrijft hij zich in als student in de Klassieke Letteren aan de universiteit te Leiden. Tijdens deze studie volgt hij diverse colleges, onder meer bij Cobet, Dozy en Fruin. 14 december 1876 doet hij zijn doctoraalexamen. Drie jaar later, 21 juni 1879, promoveert hij in Leiden.
Docent Na zijn promotie aanvaardt hij een betrekking als docent geschiedenis en Nederlands aan het Leidse Stedelijk Gymnasium. Dit zal hij tot 1884 blijven doen. De historicus R.J. Fruin had hem in die tijd aangeraden om, naast het werk op het gymnasium, ook in het Leidse gemeente-archief te gaan werken. Door de kennis die hij daar opdeed ontstonden zijn eerste werken. In 1883 verschijnt ‘Eene Hollandsche Stad in de middeleeuwen’, en een jaar later ‘Eene Hollandsche Stad onder de Bourgondisch-Oostenrijkse heerschappij’ (er zouden nog twee delen volgen van dit werk). Ook al was zijn naam door deze werken min of meer gevestigd, hij kreeg toch wel wat kritiek te verduren, vooral van middeleeuwenkenners die meenden dat hij zich onzorgvuldig voorbereid en georiënteerd zou hebben. 1884 is ook het jaar waarin hij wordt benoemd tot hoogleraar in Groningen. Hij gaat er algemene en vaderlandse geschiedenis doceren. In de periode dat hij in Groningen is, onderneemt hij zijn zogenaamde ‘archiefreizen’, naar diverse landen om materiaal te zoeken die een belangrijk aandeel in de Nederlandse geschiedschrijving zouden kunnen hebben. Door regelmatige bezoeken aan Italië ontstaat, door zijn inzet, het Nederlands Historisch Instituut te Rome dat in zijn Groninger tijd werd opgericht.
Grote populariteit Het is 1892. Het eerste deel van, wat later zal blijken zijn bekendste werk, ziet het licht. Van ‘De geschiedenis van het Nederlandse volk’ zullen nog zeven delen volgen, het laatste in 1907. Ook dit werk werd inhoudelijk door geschiedkundigen bekritiseerd. Maar ondanks deze kritiek geniet hij grote populariteit. Intussen houd R.J. Fruin, hoogleraar in Leiden, het voor gezien. In 1894 verhuisd Blok naar Leiden om de leerstoel van hem over te nemen. In deze tijd begint Blok steeds meer tijd te besteden aan verschillende tijdschriften waar hij zijn medewerking aan verleent, de ene keer als redacteur en dan als oprichter. Het tijdschrift ‘Onze Eeuw’ is mede door zijn toedoen ontstaan. Zijn tijd in Leiden (hij woonde aan de Oude Singel) wordt hardwerkend besteed. Buiten het geven van colleges besteed hij veel tijd aan tal van publicaties. Zo publiceert hij veel artikelen voor het ‘Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek’, maar ook complete biografien van diverse bekende Nederlanders uit de geschiedenis. Deze stroom van publikaties en uitgaven bezorgen Blok veel blijken van waardering. In 1904 wordt hem door de universiteit van Marburg een eredoctoraat in de filosofie en vrije kunsten verleend. In datzelfde jaar mag hij als voorzitter optreden van het Maatschap der Nederlandsche Letterkunde. In 1909 krijgt hij de titel doctor h. c. in de geschiedenis van de universiteit van Leuven. In 1913 werd hij erelid van de Historical Society te Londen. In Nederland werd hij o.a. onderscheiden als ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
Aftreden Op 70 jarige leeftijd moet hij, het is 1925, aftreden als hoogleraar. Dat hij nog niet uitgewerkt was, bewijst zijn biografie over De Ruyter van 1928 dat als zijn beste werk beschouwd wordt. Het is 24 oktober 1929 als Blok zijn laatste adem uitblaast na een leven van grote ijver. Op maandag 28 oktober wordt hij op de oude begraafplaats in Warmond begraven.
Was hij in Groningen oprichter van het Historisch Genootschap, in Leiden is hij verantwoordelijk voor de oprichting van de Vereniging Oud Leiden. Blok was ook nog lid van de commissie van het Stedelijk Museum De Lakenhal te Leiden. Jarenlang was hij curator van de ‘Bibliotheca Thysiana’, lid van de herensociëteit ‘Amicitia’ en lid van de commissie van beheer van de ‘Bank van Leening’.
Bronnen: Athenae Batavae, de Leidse universiteit 1575-1975 (universitaire pers) De Leidse Universiteit in verleden en heden (Dr. J.J. Woltjer) De wiekslag van hun geest, de Leidse universiteit in de 19e eeuw (W. Otterspeer) Geschiedenis eener Hollandsche stad, eene Hollandsche stad in de middeleeuwen (P.J. Blok) Winkler Prins Icones Leidensis, de portretverzameling van de Rijksuniversiteit Leiden Leiden 1860-1960* Leidsch Dagblad Leids jaarboekje(s) (hist. ver. oud Leiden) Nieuw Nederlands Biografisch woordenboek Pallas Leidensis MCMXXV, de Leidse universiteit tussen 1875 en 1925 De Leidse Senaatskamer (P.J. Blok e.a.)