'De Sitterlaan was een oase van rust'
Als jongen van 12 jaar verhuisde Jan Meerpoel (geboren in 1941) van de drukke binnenstad naar de toen doodstille De Sitterlaan. Er viel veel te beleven van ongestoord spelen op straat tot deelname aan een kindercircus met paarden. Zijn beroep als architect kleurt zijn herinneringen. Sinds enkele jaren kan hij niet meer zien, maar de wijk van toen en de variatie in bouwstijlen staan in zijn geheugen gegrift.
De ouders van Jan Meerpoel hadden een naaimachinezaak in de Breestraat. Het toen acht kinderen tellende gezin woonde daarachter. De tram reed nog door de straat. “Het trilde dan zo erg dat de tandenborstels regelmatig in de wastafel vielen.” Het huis werd te klein en in 1953 verhuisde het gezin naar de Sitterlaan 106, waar nog twee kinderen geboren werden. Het contrast met de vorige woonomgeving kon niet groter zijn: “De Sitterlaan was voor ons ideaal. Er waren maar vier slaapkamers, maar er was een grote zolder waar de drie jongens sliepen. De eerste verdieping had een grote ouderslaapkamer en daar stonden gewoon vijf bedden op een rij. Achter de winkel waren we altijd afgesloten, het was er donker. Op de Sitterlaan scheen de zon naar binnen en in de voortuin. Iedereen zat daar altijd voor het huis. Het was een verademing.“
Geen zebra’s Het was er erg rustig. Kinderen konden gewoon op straat spelen. Er reden alleen de bus van Eltax en weinig auto’s. “De middenberm was veel breder dan nu, meer een echte laan. Fietspaden waren er niet, evenmin als zebra’s of verkeersdrempels.” Het tempo lag laag: “Als groenteboer Maarten van ’t Zelfde met zijn paard en wagen midden op straat stond, wachtte iedereen gewoon tot hij verder ging. Niemand maakte zich druk. ’s Avonds was het sfeervol met kleine lantarenpalen die weinig licht gaven, heel anders dan de grote masten met uithanger die er nu staan.”
Het Profje Spelen kon ook op het voetbalveldje en in de speeltuin van toenmalig buurthuis het Profje. Dit houten gebouw stond op de plek waar nu, vanaf de Sitterbrug naar het noorden gezien het begin is van de rechterweghelft van de Burggravenlaan. Het lag op polderniveau tegen het talud van de weg: “Je moest een trap met zes treden af. Aan de kant die uitzicht gaf op het verderop gelegen Kanaal was een terras waar de volwassenen koffie dronken en kaartten in de zomer. Er was een portier. De kinderen droegen een kaart aan een touwtje om hun nek als bewijs dat ze lid waren. In de zomer organiseerden vrijwilligers, waaronder drogist van Harteveld vakantiebezigheden. De kinderen uit de buurt gingen samen naar Duinrell of het Dierenpark Wassenaar. “
Kindercircus Knikkebeen In onze wijk heeft ook een kindercircus bestaan in de jaren vijftig. Dit werd georganiseerd door de Stichting Vacantiebezigheden, in samenwerking met de toenmalige Leidse Sportstichting. “Vrijwilligers hadden een echte piste gemaakt van hout en de gemeente zorgde in de zomerweken voor een kleine circustent op een stukje braakliggende grond schuin tegenover de gymzaal aan de Du Rieustraat. Deze heb ik nog helpen bouwen. Freule Sixma van Heemstra uit Wassenaar gaf paarden en pony’s in bruikleen. Die waren zo mak dat kinderen er voltige kunstjes mee konden doen. Zij waren lid van Dos of van de katholieke gymnastiekvereniging Groen Wit.” Jan Meerpoel was actief in deze verenigingen. Ik heb in 1957 aan het circus meegewerkt, als trapezewerker en mijn broer was clown.”
Open plekken Ook de Lammenschansbuurt fungeerde als speelterrein. Er waren volkstuintjes aan weerszijden van de hoger gelegen trambaan. “Daar liepen we dan dwars doorheen en klommen op de trambaan. Op de rails legden we en cent. Dan hoorde je ‘toektoek toek’ en had je van een cent een stuiver gemaakt.” De trein reed toen op hetzelfde niveau en kruiste de trambaan. “Daar mochten we van onze ouders nooit naartoe. In de jaren dertig was er al eens een ongeluk gebeurd, waarbij de trein een aantal trams uit de rails heeft geslagen.” Begin jaren zestig werd de Lammenschansweg een belangrijke invalsroute. Toen werd ook het treinviaduct aangelegd. “Een oude stoomlocomotief reed eroverheen om het zandpakket in te klinken.”
Standsverschillen Jan Meerpoel heeft nooit op een school in de buurt gezeten. Het eerste jaar ging hij nog naar de Don Boscoschool op het Rapenburg, daarna naar de LTS op de Boerhavelaan, later naar de UTS en vervolgens deed hij bouwkunde aan de HTS in Haarlem. Hij ging bij de bouwafdeling van de Amrobank werken en studeerde in de avonduren architectuur. Toch waren er veel contacten met leeftijdgenoten in de wijk. Dat gold minder voor zijn ouders. Die gingen vooral om met andere middenstanders uit de binnenstad, waarvan er enkele op de Lorentzkade woonden. Met buren was de verstandhouding vriendelijk, maar iedereen was een beetje op zichzelf. Er leken subtiele ‘standsverschillen’ te bestaan. “Er was een soort barrière tussen de Sitterlaan en de zijstraatjes waar de kleinere huizen stonden. De Sitterlaan stond meer op één lijn met de Lorentzkade en de Van den Brandelerkade.”
De wijk bestond pas twintig jaar toen de familie Meerpoel er kwam wonen, maar bood toch al een volgroeide aanblik met hoge bomen en maar enkele nog braakliggende terreinen. Als kind was hij gefascineerd door de bouwprojecten die toen op stapel stonden zoals aan de Burggravenlaan en de Uhlenbeckkade. Ook de houten Finse scholen, waar zijn zes zussen naartoe gingen, vond hij mooi. Terugblikkend heeft hij veel waardering voor de architectuur en stedebouwkundige opzet van de wijk. “Wat ik zo leuk vind is dat de meeste woningen wel in de jaren dertig zijn gebouwd, maar elk blokje van vijf tot acht huizen verschillend is. Je kunt zien aan de wijk dat ze stuk voor stuk de grond hebben uitgegeven aan aannemers of ontwikkelaars. Die hadden binnen bepaalde voorschriften grote vrijheid. De gemeente was niet zo precies in de regelgeving. Zo heeft de aannemer van de Zeemanlaan een stuk grond gekocht dat bestemd was voor 12 huizen. Hij maakte er 13 van door alle woningen een stukje smaller te maken.” Er waren ook bekende architecten aan het werk zoals Kropholler die de hele buurt rond de Petruskerk heeft ontworpen. “Jammer genoeg is de klein houten klokkenstoel op het achterste deel van het pannendak afgebroken. Dat detail was zo typerend voor de stijl van Kropholler.” De opzet van de wijk vindt hij doordacht. “Op tal van plekken zijn op de hoeken winkelpanden voorzien. Een winkelplein met parkeerruimte als dat bij Kallenberg is destijds mooi ingepast. Die formule werkt nog steeds goed.”
Met enige spijt nam Jan Meerpoel afscheid van de wijk toen hij ging trouwen in 1968. Zijn ouderlijk huis kwam vrij en hij wilde het graag kopen, maar in die tijd was er woningnood in Leiden. “Kopen met zijn tweeën mocht niet tenzij we huurders namen.” Gedurende 36 jaar woonde het echtpaar met hun drie kinderen achtereenvolgens in Oegstgeest, Sassenheim en Lisse. Hij werkte bij de bouwafdeling van de Amrobank en ontwierp in de avonduren als freelance- architect woningen in de Bollenstreek. In 2004 keerde hij terug naar Leiden aan de rand van de Burgemeesterswijk. Nog steeds is hij actief op zijn oude werkterrein, maar dan in bestuurlijke zin. Hij reist vaak naar Utrecht waar hij lid is van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen en hij is actief in de stuurgroep Wonen, Zorg en Welzijn van de Regionale Commissie Gezondheidszorg in Leiden. “Het is grappig dat ik nu zelf profijt heb van de rubberen tegels en ribbellijnen voor slechtzienden die ik heb laten aanleggen rond het Lammenschansstation.” (MM)