De persoonlijke geschiedschrijving van Jo Knetsch
Hele levendige herinneringen aan de wijk heeft hij, de 72-jarige heer J.M. ( Jo) Knetsch. Het uitkomen van het boek over de wijk (Van stadspolder tot beschermd stadsgezicht) was voor hem aanleiding om die herinneringen eens wat preciezer op te schrijven. Een verblijf in het ziekenhuis vorig jaar gaf hem hier de rust voor. Het resultaat is een map vol anecdotes, foto’s en tekeningen. Het volgt de opbouw van het boek en leest daardoor als een persoonlijke invulling en reflectie van de wijkgeschiedenis. Het is een uniek persoonlijk document, dat de wijkkrant mocht inzien. Een voorbeeld van de intense manier waarop Jo Knetsch het wijkboek op zich in heeft laten werken is het Profje. Om de precieze plaats van dit toenmalige clubhuisje te bepalen is hij ter plekke gaan uitmeten. Hij ontdekte daardoor dat de naoorlogse flats aan de Burggravenlaan op de betreffende foto in het wijkboek (p. 47) drie portieken, maar tegenwoordig vijf portieken tellen. Er zijn er twee later tegenaan gebouwd. De afwijkende kleur van de dakpannen ‘verraadt’ dit nog.
‘Vaste-wastafel-buurt’ Zijn ouders aarzelden tussen een woning aan de Van de Sande Bakhuijzenlaan en de Stieltjesstraat. Die zijn ongeveer gelijktijdig gereed gekomen. Ze kozen voor de Stieltjesstraat vanwege de grote tuin op het zuiden. De woning werd gehuurd vanaf 1 november 1938 voor dertig gulden per maand van Bouw- en Exploitatiekantoor Van Driel en Ten Broek. Tot die tijd woonden ze in de Frans van Mierisstraat. “Toen wij in 1938 in de Stieltjesstraat kwamen wonen, werd de Professorenwijk ‘de vaste wastafel-buurt’ genoemd. Kun je nagaan hoe het er in de oudere huizen in de rest van de stad aan toeging! De woningen die in de jaren dertig gebouwd werden, kregen te maken met nieuwe voorschriften over lucht, licht, hygiëne en inhoudsmaten.”
Schaatstochten De Nieuwe Vaart (‘het Kanaal’) heeft zijn vader nog zien graven eind jaren tien. “Ik heb daar veel op geschaatst, bijvoor- beeld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het leek wel of alle winters toen streng waren. Ik mocht toen niet naar school door de ziekten van mijn broers: Roodvonk en Difterie. Die waren besmettelijk. Daardoor had ik tijd voor schaatsen. Ik ging langs de spoorlijn oostwaarts tot de Meerburger Wetering en via de Rijn naar de Does en zo verder naar Hoogmade. Prachtige tochten. In de winter van 1948 ben ik zelfs nog op 16 maart, net voor de ijsbrekers, de Vliet overgestoken. Daarmee verbrak ik het record van mijn vader; die had dat eens gedaan op 15 maart van een lange winter.”
Mijn vrouw gevonden “Bij de Lammenschans heb ik geen hutspot, maar wel mijn vrouw gevonden. Zij was dochter van brugwachter A.C. van Zoest van de Lammebrug en woonde in dat mooie witte huis met rode dakpannen, naast de brug, achter dat koffiehuis aan de overkant van restaurant Cronesteyn. De Lammebrug deed hij vanaf 1940, daarvoor was hij brugwachter op de Wilhelminabrug en de Spanjaardsbrug. Dat koffiehuis stond vroeger trouwens op de plek waar nu de serviceflat aan de Plantijnstraat staat. De oorspronkelijke brug is gebouwd in 1912 en vervangen door de huidige brug in 1960.” Meneer Knetsch heeft nog een hele serie foto’s van de opening van de nieuwe brug. De foto in het wijkboek van de oude spoorbrug (p.24-25) roept bij hem veel herinneringen op. “Alleen al voor die foto zou ik het boek kopen. Ik heb daar gezwommen en geschaatst, een bekeuring gehad. Het was toen een klapbrug die na het derde bombardement open bleef staan. Hij is nooit echt goed geraakt, maar wel ontzet. Veel later is het een draaibrug geworden. De spoorbomen sloten de hele rijweg af. Er was nog geen fietspad.”
Geen brood voor 10-en “Mijn vader was controleur van de Arbeidsinspectie. Tegenwoordig zijn controleurs gespecialiseerd naar vak of ambacht. Mijn vader controleerde praktisch alle bedrijven in een groot rayon, per fiets of motorfiets. Het ging langs bij bakkers, slagers, aannemers, smeden, boeren, molenaars en nog veel meer. Bij bakkers controleerde hij onder andere of het verse brood niet voor 10 uur werd verkocht. Mevrouw Tijsterman zegt dit in het interview in het wijkboek (p.16-17) over haar bakkerij ook duidelijk. Toen Tijsterman ophield met bezorgen, vanwege zijn gezondheid, was dit een gemis in de wijk.”
Duitse jagers “Op een zondag in 1944 of ’45 was ons gezin onderweg naar de Marekerk voor de middagdienst. Ter hoogte van Kallenberg vlogen vier Duitse jagers over. Het was zo’n beetje de laatste hoop van de Luftwaffe. Als kamikaze-vliegers gingen ze recht op een squadron zware Engelse bomenwerpers af. Ik hoor nog de toonhoogte van het geschut. Ze vlogen betrekkelijk laag. Een aangeschoten jager stortte ergens in de stad neer. Later bleek dat het hoefijzer-vormige binnenpleintje te zijn van het St. Elisabeth-ziekenhuis aan de Hooigracht. Alleen de piloot was dood. Bij bouwwerkzaamheden jaren later is hij op zes meter diepte teruggevonden. Na deze angstaanjagende gebeurtenis zijn we rechtsomkeert weer naar huis gegaan.”
Foto: Gezin Knetsch ( en andere familieleden) met soldaten tijdens mobilisatie begin 1940. Derde van links is Jo Knetsch, moeder geheel rechts, vader vierde van rechts.
Met bijlen de wijk door “Overal in de buurt stonden vers geplante sierboompjes, zoals in het boek over wijk goed is te zien op pagina 8 en 9. Deze boompjes en diverse steunpalen werden in de hongerwinter afgekraakt voor brandhout. Met een kennis uit de straat trokken ook wij met bijlen, kettingen en de kruiwagen door de wijk. We waren vooral op zoek naar de restanten: de boomwortels en de resten van de steunpalen. Mijn broers sloegen het hout na thuiskomst kort en klein en het werd gebrand in een soort allesbrander, een ‘duveltje’ met een lange horizontale pijp met een soort kookplaten. Nog later deden we zuiniger op de ‘Wonka’, de wonderkachel. Het plafond in de huiskamer was bruin van de rook. Ik zie me nog appelschillen roosteren voor surrogaatthee. Alleen door het plafond geheel te vervangen ben ik later van die plekken afgekomen.”
Prachtig helder slootwater De bebouwing in de oostelijke Professorenwijk hield voor de oorlog op bij de Van de Sande Bakhuijzenlaan. Oostelijk daarvan, zo herinnert Jo Knetsch zich nog goed, lag het ‘Hoge land’, dat met grond uit de Nieuwe Vaart was opgehoogd. Ook bevonden zich er volkstuintjes, waar zijn vader er één van had. Deze lagen gedeeltelijk vlak langs de laan. In zijn eigen album heeft hij een precies kaartje getekend van dit gebied. Hierop zijn vele details benoemd, zoals de plek waar het gezin Knetsch haar koper had begraven in de oorlog, maar nooit meer had teruggevonden. Ook is er de bomkrater getekend, het spoor- en brugwachtershuisje dat is weggebombardeerd, de plek waar hij ooit in de sloot gevallen was en de plek in de stadsmolensloot (Lorentzkade) waar een jongetje is verdronken. Door het braakliggend gebied liep ook nog een oorspronkelijke sloot, deels langs de spoorlijn en deels langs de toenmalige Roomburgerlaan die het gebied diagonaal doorsneed. De sloot die aan de overkant van de Van de Sande Bakhuijzenlaan ligt is niet oorspronkelijk, maar pas later gegraven, zo herinnert Jo Knetsch zich. “Het water in de vele sloten die je toen had, ook aan de andere kant van de spoorbaan, was prachtig helder. Stekelbaarsjes, salamanders, kikkers, watervlooien, libellen, waterjuffertjes, torren, heel veel soorten planten. Toen was het gewoon, nu is het om lyrisch van te worden voor een natuurliefhebber als ik.”
Samenzang bij Kallenberg Als leerling-timmerman bij aannemer Evert Halverhout aan de Franchimontlaan heeft Jo Knetsch in 1947 rond clubhuis het ‘Profje’ nog een hekwerk geplaatst van rondhouten palen van drie meter lang en hamonicagaas. “Dit deed ik met Fer Fraai, een oorlogsinvalide timmerman. Hij heeft het werk niet lang meer kunnen volhouden.” De openlucht-samenzang direct na de oorlog op het pleintje voor Kallenberg, onder leiding van Herman Stenz en Tilly Leening aan de piano, waarover in het wijkboek ook wordt geschreven, herinnert Jo Knetsch zich nog goed. Hij blijkt nog een exemplaar te bezitten van het gebruikte liedjesboekje.