In de achtertuin van Cobetstraat 49 staat een boom die – voorzover ik weet – ook de enige tulpenboom in onze wijk is. Deze Liriodendron tulipifera L. is omstreeks 1960 aangeplant en is ook een van de weinige tulpenbomen in Leiden. We hebben dus met een in Leiden zeldzame en bijzondere soort te maken. Het uitbotten van de Liriodendron, het te voorschijn komen van de bladeren, is een heel mooi gezicht. De knoppen van de bladeren zijn plat. De bladeren zitten opgevouwen onder de knopschubben. Nadat ze bevrijd zijn van hun knopschubben groeien ze relatief snel en vouwen zich open (zie figuur). Er ontstaat een klein symmetrisch blaadje met twee punten. Dat kleine blaadje groeit uit tot een groter blad (soms tot 18 cm lang) met vier grote driehoekige lobben; zo ontstaat het unieke blad van de Liriodendron. Sommige mensen vinden dat die bladeren op tulpen lijken en zeggen dat de boom vanwege de bladeren de naam tulpenboom heeft gekregen. Ik stel me zo voor dat die jonge ‘blaren’, zoals Adriaan Morriën schreef, zich dan letterlijk ‘uit hun schilden dringen’. Omdat de boom in de achtertuin staat, kan je niet zo maar het uitbotten van dichtbij waarnemen. Maar op een andere plek in Leiden kan dat wel: links van de toegangspoort van de Hortus staat een grote tulpenboom.
Bloem
De tulpenboom heeft de naam waarschijnlijk niet van de bladvorm, maar van de vorm van de bloem gekregen. De naam is verwarrend. Vaak wordt met een tulpenboom de Magnolia bedoeld. Deze soort heet in het Nederlands de beverboom omdat de knoppen op de staart van een bever lijken. Zowel de Liriodendron als de Magnolia horen thuis in de Magnoliaceae, de Magnolia-achtigen. De bloemen zijn groen-abrikooskleurig en hebben oranje vlekken. Ze zitten vaak hoog in de boom en ze lijken echt op tulpen (zie figuur). Na een warm voorjaar bloeit de boom veelal in juni en juli, dus als de ‘echte’ tulpen al lang en ook voor Leiden geldt, kunnen we pas over ten minste 10 jaar controleren. In februari 2008 is dicht bij onze wijk, in het Plantsoen, tegenover huisnummer 37 een tulpenboom aangeplant.
De bloem van de tulpenboom bestaat uit veel losse, in spiralen gerangschikte onderdelen: bloemdelen, meelbladeren en vruchtbladeren. De vruchtbladeren, die in dichte spiralen in het centrum van de bloem staan, vormen samen een verzamelvrucht. Voorheen werden het ‘type’ bloemen van de Liriodendron als ‘primitief’ aangemerkt, maar moderne, op DNA gebaseerde inzichten hebben de Magnoliaachtigen een aparte positie binnen het systeem van de bloemplanten (apart van de Monocotylen en de Dicotylen) gegeven. De Liriodendron is in Nederland ingevoerd. In Noord Amerika is de Liriodendron verspreid van Nova Scotia tot in Florida. Het type bloem van de tulpenboom wordt veelal door kevers bestoven. Het zaad heeft vleugeltjes voor de verspreiding. Over het algemeen vormt de Liriodendron in Nederland niet veel kiemkrachtige zaden. Misschien komt dat omdat het soort kever dat daarvoor nodig is niet in Nederland voorkomt. In Noord Amerika vormt de boom wel veel kiemkrachtige zaden. Daar wordt de tulpenboom vanwege de vorm en de kleur ‘Yellow poplar bark’ genoemd.
De leliënboom vormt tulpen
In Afrika groeit een boom, Spathoda campanulata, die ook tulpenboom wordt genoemd en het hout van de Braziliaanse soort Dalbergia frutescens wordt tulpenhout genoemd. In het ‘Verklarend woordenboek van wetenschappelijke plantennamen’ door C.A. Backer (2000) staat de volgende verklaring voor de geslachtsnaam: “Liriodendron: - van Gr. lirion of leiron, lelie; dendron, boom: leliënboom. De naam zinspeelt “op den vorm der bloemen”. Tegelijk betekent tulipifera (Lat.) tulpdragend. Als deze gegevens worden gecombineerd kan worden gesteld dat de leliënboom tulpen draagt. Achter het woord tulp staat in de ‘Van Dale’: “Fr. Tulipe, ouder tulipan < Turks tulban (tulband), zo genoemd omdat, als de bloem wijd geopend is, er gelijkenis met een tulband in kan worden gezien” ‘Zo kan de lelieboom zelfs tulbandboom worden genoemd’. De tulp en de lelie zijn familie van elkaar en horen beide thuis in de plantenfamilie Leliaceae; de tulpenboom kan dus bij wijze van spreken ook lelieboom worden genoemd. Het geslacht Liriodendron bevat slechts <één andere boomsoort, de Chinese Liriodendron chinense. Ik heb vernomen dat deze Liriodendron- soort waarschijnlijk helemaal geen kiemkrachtig zaad meer produceert. De reden daarvan is mij onbekend. Van L. tulipifer bestaan nog wel enkele kweekvarianten.
Hoe dik is de oudste tulpenboom van Nederland?
Verschillende auteurs melden dat de tulpenboom in 1663 door de hoveniers van Karel I, vader en zoon Tradescant, uit Virginia in Engeland werd ingevoerd. Daar werd het eerst een potplant. Voor zover ik weet staat de oudste boom, aangeplant in 1688, bij het Fulham Palace in Londen (More, D. & JK. White, 2003. Cassell’s trees of Britain and Northern Europe. Cassell). In ‘Bomennieuws’, (uitgave Bomenstichting, zomer 2006) schreven R.J. Koops & F. van Eeghen dat de oudste tulpenboom in ons land bij het Kasteel Onstein te Vorden groeit; een bijna even oude is in 1806 aangeplant achter het Paleis ’t Loo in Apeldoorn. Ik vermoed dat het de schrijvers is ontgaan dat de Liriodendron in de Leidse Hortus eerder, namelijk in 1715, is aangeplant. Het lijkt mij niet uitgesloten dat dit de oudste tulpenboom van Nederland is. Hij heeft aan de basis een dikke ‘knolvoet’, een groeiwijze die bij meer tulpenbomen bekend is (‘Bomen in de Hortus botanicus leiden’, uitgave van de Hortus in 2007). Die knolvoet heeft een jonge uitloper waardoor de voet van de boom mij aan een fluitketel doet denken. De boom heeft een kurkachtige grijze bast. De stamomtrek van de boom bij het Paleis ‘t Loo is 5,80 meter (zie R.J. Koops & F. van Eeghen). Voor mij was dat reden ook de tulpenboom in de Hortus op te meten. Vanwege de knolvoet is dat lastig. Op de grond waar de stam begint is de omtrek 6,68 meter. Op ca 50 cm hoogte versmalt deze heel sterk. Daar is om de stam een lijst, een (natuurlijk band) gevormd en is de omtrek ca 3,35 m. En op borsthoogte, dat is ca 1,30 m, is de omtrek 2,87 cm. Ik weet niet op welke hoogte de boom bij het Paleis is opgemeten en of die boom ook een knolvoet heeft. Tot slot heb ik extra aandacht geschonken aan de tulpenboom in de Cobetstraat. Toen ik naar de voet van deze boom keek had ik de indruk dat die ook een knolvoet krijgt, en op die knolvoet drie uitlopers vormt. Op 1,30m. hoogte is de omtrek 1,72 cm. De omtrek van deze ca. vijftigjarige boom is dus al ruim de helft van de bijna 300 jarige bij het Paleis. Over het algemeen zijn er sinds de (eerste?) aanplant in 1715 in Nederland heel weinig Liriodendrons in tuinen en parken neergezet. In het najaar worden de bladeren van deze soort geel en is de boom als het ware een gouden fakkel. Alleen al om die reden zou deze boom vaker moeten worden aangeplant.
Hout
De bladeren van de Tulpenboom zijn net zo beweeglijk als die van de populier. En net als een populier groeit een Liriodendron het beste op een diepe, vochtige ondergrond. Het is een snelle groeier. De boom kan een hoogte van 35 meter en een breedte van 25 meter bereiken. Deze soort heeft over het algemeen een relatief rechte stam. Noord Amerikaanse Indianen noemden de boom kanohout omdat uit de stam een kano kon worden gebouwd voor 20 mensen. Als de boom op mineraal houdende grond groeit, kan het crèmekleurige hout vleugjes olijfgroen, zwart, rozebruin of zelfs staalblauw bevatten (C. Tudge, 2006, Het verborgen leven van bomen, Spectrum). Het hout is van goede kwaliteit en wordt onder meer gebruikt voor meubels, houtsnijwerk en deuren. Het wordt zelfs voor potloden gebruikt. Ik geef voor het schrijven van dit artikel de voorkeur aan mijn PC maar ik had voor het tekenwerk wel zo’n potlood willen gebruiken.