Dit is de vijftigste editie van de wijkkrant… Een goede gelegenheid om de goudenregen (Laburnum anagyroides Medik) in dit nummer te bespreken. Onder meer aan de Lorentzkade tegenover nummer 12 staat een relatief grote boom. Als hij bloeit is het een mooi gezicht.
Heerlijk geurende feestboom
De goudenregen vind ik een prachtige boom. Dat is hij waarschijnlijk ook voor de dichteres Hilly die haar gedicht op een website plaatste. En ook voor enkele andere anonieme dichters die op dezelfde site een gedicht over een goudenregen publiceerden.
Misschien wel de oudste Gewone goudenregen in Leiden is die in de Leidse Hortus Botanicus, die bij de ingang naast het poortgebouw staat. Op het bordje ernaast staat het jaartal 1601 als jaar van aanplant vermeld. Dat is dit jaar dus 410 jaar geleden. Als de goudenregen in de Hortus Botanicus bloeit, wordt de aandacht van bezoekers getrokken door de felle gele kleur van de bloemen in lange trossen (10-20 cm) hangen.
En het is niet alleen de kleur die aandacht trekt. Rond de boom beheerst dan een verrukkelijke, zoetige geur de omgeving. Insecten als wespen en hommels worden gelokt om de bloemen te bestuiven. Zelf heb ik wel eens (met succes!) bij die boom een val voor wespen opgehangen. Ik had ze nodig om studenten les te geven over de bouw van een wesp. De goudenregen is een echte ‘hommelboom’. De nectar zit diep in de bloemetjes, vlinderbloemetjes genoemd. Hommels hebben een lange tong waardoor ze die nectar kunnen bereiken. Bovendien zijn hommels relatief zwaar. De stuifmeelkorrels en de stempels van de bloemetjes zitten iets ‘verpakt’ in de bloemen. Met hun gewicht kunnen hommels de bloemetjes openen en daardoor het bestuivingsmechanisme in werking zetten. Het resultaat kan een paar maanden later worden waargenomen. Dan hangen in de boom slanke, soms gedraaide, ca. 6 cm lange peulen met giftige zwarte boontjes in de boom. Rijpe peulen exploderen waarna de boontjes worden verspreid. In de winter kan men de resten van deze peulen nog zien hangen. In mijn tuin is ruim vijfentwintig jaar geleden op ca. twaalf meter afstand van een goudenregen een boontje gaan kiemen en dit heeft ook een boom opgeleverd.
Niet om te eten
De wetenschappelijke naam van de Gewone goudenregen, waartoe het exemplaar in de Hortus behoort, luidt Laburnum anagyroides Medik. De geslachtsnaam, Laburnum, is de oude Latijnse naam van de goudenregen. De soortaanduiding anagyroides betekent ‘gelijkend op anágyris’. Dat is de Latijnse transcriptie van een oude Griekse plantennaam anagûris. Daarmee werd een heester aangeduid met stinkende peulen. De afleiding en de betekenis van de naam zijn onbekend (Backer, C.A., 2000. Verklarend woordenboek van wetenschappelke plantennamen, Veen, Amsterdam). Stinken de peulen van de goudenregen? Ik heb ze geplukt en eraan geroken. Ze ruiken naar verse, ongekookte tuinboontjes. Ik vind dat geen vervelende lucht. Dat ze naar boontjes ruiken is niet verwonderlijk want de goudenregen en tuinboontjes (Vicia faba L.) horen beide thuis in de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae).
De leden van deze vlinderbloemenfamilie bevatten specifieke plantenstoffen, o.a. alkaloïden, die giftig zijn. Door het eten van ongekookte boontjes kan men ziek worden. Ik waag het daarom niet om delen (bladeren, peultjes, bonen enz.) van de goudenregen te eten. Deze boom behoort tot onze giftigste tuinplanten. De goudenregen bevat de bitter smakende chinolizidine-alkaloïden die buiten de vlinderbloemfamilie zelden in planten worden aangetroffen. Het eten door kleine kinderen van de giftige peulen en zaden heeft wel eens een fatale afloop gekregen (Van Genderen, H., L.M. Schoonhoven & A. Fuchs, 1996. Chemisch Oecologische Flora van Nederland en België. KNNV uitgeverij). Dergelijke giftige stoff en gebruiken planten als afweerstoffen tegen belagers.
Er zijn ook dieren die gespecialiseerd zijn in het eten van planten die deze stoffen bevatten. Dat geldt voor de rupsen van de nachtvlinder met de naam de goudenregenspanner (Pseudoterpna pruinata Hufnagel, 1767). Zij eten ook andere planten uit de vlinderbloemfamilie zoals brem (Cytisus scoparius (L.) Link) en gaspeldoorn (Ulex europaeus L.) ( Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra. & T. Westra, 1995. Nederlandse Oecologische Flora Uitgave IVN, Vara & KNNV). In plantenbladeren wordt uit CO2 en water onder invloed van zonlicht suiker gevormd. Dat suiker lost op in water; dat sap wordt floëemsap genoemd. In dat sap kunnen ook andere plantenstoffen terecht komen, o.a. de giftige alkaloïden uit de goudenregenbladeren. Bladluizen die dit sap opzuigen krijgen ook de giftige stoffen binnen. En de goudenregenkever (Bruchidius villoses Sharp), die giftige goudenregenzaden eet, krijgt ze ook binnen (zie Van Genderen et al.). Zo worden bladluizen en die kever ook giftig. Die gifstoffen beschermen deze insecten ook tegen hun belagers.
Giftige vruchten van een plant herinneren mij altijd aan Thomas, het toen zesjarige zoontje van mijn vroegere buurman. Hij vertelde mij dat hij van zijn ouders alleen maar bessen mocht eten, die bij de groenteman waren gekocht!
Andere bijzonderheden
De goudenregen hoort thuis in Centraal en Zuidelijk Europa. In 1560 is hij ingevoerd in Frankrijk (Brosse, J., 2010, Larouse des Arbres, Larousse) en later ook in Nederland. De boom wordt ca. zeven meter hoog en heeft een gladde bruine schors met poriën. De bladeren van deze boom zijn drietallig. Het spinthout, het hout tussen de bast en de kern, is geel; het keiharde kernhout is donker chocoladebruin. Goudenregenhout wordt voor houtsnijwerk gebruikt.
Veel bomen, bijvoorbeeld de Japanse kers (Prunus serrulata Lindl.) zijn geënt op een verwante onderstam. Dit doet men vaak omdat een bepaalde soort hier niet uit zaad kan worden opgekweekt. Veelal zorgt men ervoor dat de onderstam niet doorgroeit. Soms groeit een knop van de onderstam door in de ent. Dan ontstaat een vreemd mengsel van soorten. In 1825 is op deze wijze in Frankrijk een steriel product gekweekt – door de tuinman Adam – tussen de goudenregen en een Spaanse verwant, Cytisus purpureus, een lila bloeiende soort. Dat product kreeg de naam Laburno-cytisus adamii. Daaruit is een boom ontstaan met de bast van de Spaanse vorm en verder veelal kenmerken van beide soorten zoals lila of gele bloemen (Thomas, P., 2009, Trees: Their Natural History. Cambridge University Press).
Goudenregenfeest
Een paar jaar geleden nam ik ’s morgens bij gemeente Leiden deel aan een workshop over bomen. De goudenregen bloeide en de boom in mijn voortuin zat volop in het blad. Het miezerde buiten en miljoenen druppeltjes water maakten het gebladerde nat. Na afloop van de workshop belde mijn huisgenoot en vertelde dat een boom was omgevallen. Mijn wonderschone tweestammige goudenregen rotte een beetje aan de basis van de stam. Die stam kon het gebladerte niet meer dragen, brak af en lag op de stoep. Dat ging mij erg aan het hart maar de vele kleine kinderen in mijn straat dachten daar anders over. Zij plukten volop takken met bloemen en bezorgden die bij alle straatbewoners. Het ‘droevige’ einde van deze boom veranderde in een goudenregenfeest. Deze soort is voor mij echt een feestboom; zou hij niet een prachtige kandidaat zijn om ergens in de wijk aan te planten ter gelegenheid van deze vijftigste wijkkrant?