• Du Rieustraat

Du Rieustraat

Burgemeester Paul du Rieu (ambtsperiode 1843 - 1851)
Door Hans van Elstgeest

Paul du Rieu treedt in 1842 voor een periode van negen jaar aan als burgemeester van Leiden. Daarvoor zat hij als wethouder in het gemeentebestuur van Leiden. In die periode weet hij een aantal zeer precaire situaties tot een goed eind te brengen.

Zijn onsterfelijkheid heeft hij te danken aan het oplossen van de problematiek rond een grote financiële fraude die het voortbestaan van de stad ernstig in gevaar zou brengen. Wat was het geval? Misschien herinnert u zich nog dat vorig jaar november, als onderdeel van de viering van het tweehonderdjarig bestaan van begraafplaats Groenesteeg, met groot ceremonieel vertoon de begrafenis van 'redder van de stad' Diederik van Leyden Gael (1775-1846) is nagespeeld (met een aantal bekende Leidenaars in de hoofdrol: Jochem Myjer in de rol van huilebalk en burgemeester Lenferink in de rol van Du Rieu). Diederik van Leyden Gael had namelijk uit zijn gigantisch vermogen een schenking aan de stad Leiden gedaan om deze van een naderend bankroet te redden. Maar waarom deed hij dat?

Aan de rand
Het bestuur van de stad Leiden was in die tijd nog voor een groot deel in handen van een kleine groep zeer vermogende inwoners. Vaak leden van de Waalse Gemeente (waaronder ook Du Rieu). Eén daarvan was hoogleraarszoon Pierre Antoine du Pui. Hij was verantwoordelijk voor het financieel reilen en zeilen van een aantal instellingen en bij een man van zijn afkomst was geen reden te veronderstellen dat hij zijn taak wel eens minder serieus zou nemen. Maar niets bleek minder waar.
Du Pui overleed vrij plotseling na een kort ziekbed. Toen men zijn taken moest overdragen, bleek dat er veel geld verdwenen was. Nader onderzoek, onder leiding van Du Rieu, bracht aan het licht dat Du Pui, samen met een aantal ambtenaren, ruim 170.000 gulden achterover gedrukt had. Na enig rekenwerk bleek de stad een kleine anderhalve ton kwijt te zijn (een vergelijkbaar bedrag in deze tijd zou in de vele miljoenen lopen). Met moeite werd een gedeelte van het verdwenen geld weer teruggehaald, onder andere door de weduwe Du Pui kaal te plukken. Maar dat bleek lang niet voldoende. Uiteindelijk bleek zo'n 90.000 gulden in rook opgegaan.
Leiden stond aan de rand van de afgrond, totdat… wethouder Paul du Rieu tijdens een gemeenteraadsvergadering alle aanwezige wenkbrauwen deed fronsen met de mededeling dat een 'anonieme weldoener' het verlies had aangevuld (met zelfs iets extra's). Er werd een ton in de gemeentekas gedoneerd. De anonieme geldschieter werd na zijn dood in 1846 aan het publiek bekend gemaakt: Diederik van Leyden Gael.

Rust
Nadat de 88-jarige burgemeester De Meij van Streefkerk zijn ontslag had aangevraagd werd deze opgevolgd door Paul du Rieu in 1842. Du Rieu was toen al 51 en net een beetje uit de kleine kinderen. Zijn jongste (de laatste van twaalf) was in april 1835 geboren. Voor die tijd misschien niet bijzonder, maar ze kreeg dezelfde namen als haar vier jaar eerder geboren zus die op de zeer jonge leeftijd van acht maanden was gestorven. Du Rieu trad in 1815 in het huwelijk met Jeanne Marie de Klopper. In twintig jaar tijd werden de kinderen geboren.
Du Rieu's ambtsperiode begon kalm, de rust.was net teruggekeerd na een roerige tijd met de Fransen en Belgen. Niet voor lang overigens, want ook Thorbecke was teruggekeerd uit Gent (al in 1830).

Thorbecke
Thorbecke, bekend om zijn optreden in het landsbestuur, was daarnaast ook actief in het Leidse bestuur. Hij was een echte liberaal en liet dat merken ook. Du Rieu was op sommige punten uiterst conservatief en het kon dan ook niet anders dan dat het vroeg of laat tot en botsing zou komen. En dat gebeurde in de strijd rondom de armenzorg in Leiden. Nog niet eens in een rechtstreekse confrontatie tussen hen beiden, maar rond de vraag of de armenzorg moest rusten bij de overheid of - tot dan toe - bij de kerk. Het ‘slagveld’ heette het Huiszittenhuis, een instelling die de allerarmsten, die nog wel een dak boven hun hoofd hadden, de helpende hand toestak. Leiden gaf subsidie en de daadwerkelijke uitvoering van de zorg lag in handen van de Hervormde Diaconie. Al een tijdje was er wrijving tussen deze twee partijen, met name omdat de gemeente Leiden de armenzorg veel te duur vond en omdat er nauwelijks vooruitgang werd geboekt: de armen bleven arm. In 1848 sloeg de vlam in de pan. Hardhandig werden de zorgverleners het Huiszittenhuis uitgejaagd. Thorbecke en consorten hielden voet bij stuk en vonden dat de armenzorg toch echt bij de overheid - het landsbestuur dus - thuishoorde. Uiteindelijk kregen zij niet hun zin. Thorbecke's kabinet viel in 1853 (Aprilbeweging) en in de armenwet van 1854 bleef de zorg voor de armen in handen van de kerk.

Gekwetst
Al in 1851 gooit Du Rieu de handdoek in de ring, hij voelt zich ernstig gekwetst door alle perikelen rondom de armenzorg. Belangrijke rol bij deze beslissing speelt verder het overlijden van zijn vrouw op 16 mei 1851. Ook trekt hij zich terug uit het college van curatoren van de Leidse Universiteit. Zijn opvolger op het hoogste Leidse pluche werd Albert Otto Ernst graaf van Limburg Stirum, de eerste onder het nieuwe bestel. Vanaf dat moment worden gemeenteraadsleden direct door de burger gekozen. Het college van B en W is toen dan ook zo goed als geheel van nieuw bloed voorzien.

Paul du Rieu is geboren te Leiden op 20 juli 1791 als zoon van een welgesteld wolfabrikant. Hij is wethouder van Leiden, lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, burgemeester van Leiden en curator van de Leidse Universiteit. Hij overlijdt op 29 november 1857 te Leiden, waarna hij op 4 december op begraafplaats Groenesteeg ter aarde is besteld. Hij deelt zijn graf met een aantal van zijn kinderen. Zijn vrouw en enkele andere kinderen liggen elders op Groenesteeg begraven.

Bronnen:
Leiden, de geschiedenis van een Hollandse stad, deel drie
Leidsch Dagblad
De Leidse Canon
Groepsportret met dame., deel drie
Wikipedia