• Over giganten in de Cobetstraat.
  • Over giganten in de Cobetstraat.

Over giganten in de Cobetstraat.

Door Rinny Kooi

De Cobetstraat tussen de De Laat de Kanterstraat en de Fruinlaan wordt gedomineerd door een rij giganten; dat zijn Haagbeuken (Carpinus betulus L.). Hoewel de naam Haagbeuk doet vermoeden dat we met een beuk te maken hebben is dit niet het geval. Deze soort behoort tot de Berkenfamilie (Betulaceae). Een Beukenhaag is dus niet een rij Haagbeuken!. Ook Haagbeuken worden wel voor heggen gebruikt. Vermoedelijk is de naam Haagbeuk een ongelukkige vertaling van het Duitse "Hainbuche" (Een "Hain" is een oud, opgaand loofbos, dat als particulier bezit niet voor algemeen gebruik bestemd was).

De Haagbeuk is soms een lage boom, soms een struik of een hoge boom. Vanuit "architectonisch oogpunt" lijkt deze boom op een Beuk. Dit geldt voor de bouw, de stam en de knoppen. De stam van oudere bomen vertoont vaak een gegolfd uiterlijk alsof spierbundels in de lengterichting lopen. De bladeren zijn bijna tweemaal zo lang als breed met de grootste breedte ongeveer in het midden. Ze zijn dof donkergroen en de bladrand is ongelijk gezaagd tot dubbel gezaagd. De Haagbeuk vormt katjes. Dat zijn de mannelijke bloemen van ongeveer 5 cm lang en de kortere vrouwelijke bloemen met rode stijlen en groene schutbladeren. De vruchten zijn driehoekige nootjes in trossen van ca. 8 paar met een drielobbig schutblad. Het schutblad helpt bij de verspreiding door de wind.

De kroon is gesloten en geeft veel schaduw. De boom heeft dikke wortels en onttrekt veel voedsel uit de grond in de omgeving. De bewoners in de Cobetstraat vinden dat niet altijd even plezierig. De beplanting in hun voortuinen wordt geremd in groei. In de herfst ligt er soms een dik goudgeel tapijt van bladeren op de straat en zijn de straatstenen nauwelijks te zien. Men waant zich dan in een prachtig oud loofbos.

De Haagbeuk is een inheemse soort en komt hoofdzakelijk voor in Twente, de Achterhoek en Limburg. De boom groeit op droge tot vochtige, zure tot matig voedselrijke grond in loof- en naaldbossen. De soort wordt vaak aangeplant zoals in de Cobetstraat.

Het hout van de Haagbeuk is redelijk hard maar ongeschikt voor timmerhout voor buiten omdat het snel last heeft van vraat. Het hout kan goed tegen klappen en werd daarom in vroegere tijden gebruikt voor hakblokken voor slagers, hamers, kegelspelen, spaken voor wielen en tandraderen.

In de Cobetstraat komt naast deze giganten nog een grootheid voor. Vorig jaar maakte de Volkskrant melding van "een gigant in plantenstoffen". Dat betrof Prof. dr. R. Hegnauer. Hij woont in deze straat en kijkt dagelijks uit op de andere giganten. Volgens Prof. Hegnauer bevat de Haagbeuk de volgende plantenstoffen: phenolcarbonzuren, flavonoƔde verbindingen en citrullin-N, dat is een stikstofverbinding. Prof. Hegnauer is bijna gereed met het schrijven van een lijvig dertiendelig werk "Chemotaxonomie der Planzen". Planten verschillen niet allen uiterlijk van elkaar maar ook in hun chemische eigenschappen. Deze eigenschappen kan men ook als soort kenmerken gebruiken. Prof Hegnauer koppelde de chemische en systematische kennis in zijn "levenswerk", een gigantische klus.

Haagbeuken worden niet erg oud: honderd tot twee honderd jaar. Veel andere soorten bomen worden aanmerkelijk ouder. De Haagbeuken in de Cobetstraat zijn omstreeks 1960 geplant. Ze zien er gezond uit. We kunnen hopelijk nog jaren van de giganten genieten.