• De gewone acacia
  • De gewone acacia
  • De gewone acacia

De gewone acacia

Robinia pseudoacacia, een gewaardeerde soort?

De zon opent de bloemen
de vrouwen van het voorjaar
vertolken kelken van kleur
Hans Andreus (1926-1977) in ‘Opening van het seizoen’

Bent u ooit in de maand mei naar Polen gereden? Voorbij Berlijn zie je dan langs de kant van de weg volop wit bloeiende bomen en struiken. De bloemen ruiken overheerlijk en nodigen je uit even in een berm te gaan zitten. Maar dan kom je bedrogen uit. Overal staan verschrikkelijk stekelige jonge boompjes en liggen afgevallen stekelige takken. Die prachtige, geurende bomen pesten je de berm uit. Dat is dan een onaangename kennismaking met de Robinia pseudoacacia L.

Dakgoot
Deze R. pseudoacacia groeit ook op een aantal plaatsen in onze wijk, onder meer in de voortuin van Wasstraat 64. Een ander exemplaar hebben wijkbewoners in het najaar van 2005 aan het Roomburgerpark gegeven. In de regel produceert deze soort veel kiemkrachtige zaden. Op het dak van Wasstraat 64 komt dan ook heel veel van dit soort materiaal terecht. Een zaadje dat ruim twaalf jaar geleden is gekiemd is inmiddels uitgegroeid tot een boom die boven het dak uitsteekt. Een R. pseudoacacia kan in één jaar een meter in hoogte toenemen. De boom wordt maximaal 30 meter hoog en redelijk dik. In Silly, in België, staat een exemplaar met een omtrek van ca. 5,80 meter. Voor de bewoner van de Wasstraat hoop ik dat zijn boom niet zo dik wordt. Hij (of beter zijn dakgoot) heeft nu al met de boom moeten vechten. Dat is vanaf de straat goed te zien. Er zit inmiddels voor de tweede maal een deuk in de dakgoot. De vorige dakgoot was door de boom zo erg beschadigd dat hij moest worden vervangen. De boom wordt nu met behulp van een stuk touw, vastgemaakt aan een Italiaanse populier (Populus nigra L. cv. Italica), opzij getrokken om te voorkomen dat er bij storm schade ontstaat.

Binnenkomst

R. pseudoacacia hoort oorspronkelijk thuis in Mexico en in de Verenigde Staten. De boom is genoemd naar J. Robin (1550- 1629), hovenier van de Franse koningen en organisator van de botanische tuin van de medische faculteit in Parijs. Robin zou de plant in 1601 uit Virginia (V.S.) naar Parijs overgebracht hebben. Maar het is ook mogelijk dat zijn zoon en opvolger, V. Robin (1579-1662), in 1635 te Parijs de eerste R. pseudoacacia heeft aangeplant (C.A. Backer, 2000. Verklarend woordenboek van wetenschappelijke plantennamen). Er zijn echter nog andere versies van de geschiedenis van de binnenkomst in Europa. Zo zou de eerste Robinia op 23 januari 1579 bij kasteel Doorwerth (Gelderland) zijn geplant ter gelegenheid van de totstandkoming van de Unie van Utrecht. Een andere versie is dat de boom in 1678 in Doorwerth is geplant toen de vrede van Nijmegen werd gesloten. Of waren Britse kolonisten verantwoordelijk voor de invoer van deze soort in Europa? Volgens D. More & J. K. White, (2003, Cassell’s trees of Britain and Northern Europe) ontdekten zij de boom in 1607 bij James Town in Virginia. Zij zagen dat indianen bogen maakten van het zeer flexibele hout en de bomen daarvoor kweekten. Kortom, de afkomst lijkt wel vast te staan maar over de binnenkomst in Europa bestaan verschillende verhalen.

De pseudoacacia is geen acacia
De Nederlandse naam voor R. pseudoacacia is Gewone acacia. Dat is zeer verwarrend. Een echte Acacia hoort thuis in het geslacht Acacia; de pseudoacacia hoort thuis in het geslacht Robinia. De toevoeging van het woord ‘gewone’ aan de Nederlandse naam is daarom niet logisch. Beide geslachten zijn nauw verwant en lijken veel op elkaar. Ze horen thuis in de vlinderbloemenfamilie, de Fabaceae (ook wel Leguminisae of Papillionaceae genoemd). Acacia komt van het Griekse woord akakia en betekent een gestekelde boom. Gestekeld zijn zowel acacia’s als pseudoacacia’s. De vlinderbloemenfamilie is veruit de allergrootste familie van het plantenrijk. Ook kruiden als tuinbonen, snijbonen, klaver en lupinen horen hierin thuis. Het geslacht Robinia omvat ongeveer 20 soorten en vele klonen, en komt van nature uitsluitend voor in Noord-Amerika en Mexico.

De bloemen van de R. pseudoacacia hebben zowel meeldraden als een vruchtbeginsel en zijn dus tweeslachtig. Ze zitten in trossen. De kelk is vaak roodachtig, de kroonbladeren zijn roomachtig wit. De bladeren zijn oneven geveerd en de stam is diep gegroefd. Oudere stammen hebben vaak een vlechtwerk van bochtige brede lijsten. De zaden zijn boontjes en zitten in peulen. De soort vermeerdert zich relatief snel met behulp van de zaden en door het vormen van uitlopers via de wortels. Daarom staan de Oost-Duitse en Poolse bermen zo vol met boompjes.

Gewenste boom of niet?
R. pseudoacacia wordt heel vaak aangeplant in parken als parkboom of langs straten, bijvoorbeeld in Wassenaar langs de Acacialaan. Ze zijn aantrekkelijk door de mooie bloemen maar passen ook in de omgeving omdat de soort heel goed tegen droogte en luchtvervuiling kan. Als in de maanden mei, juni en juli ‘de zon de vrouwen van het voorjaar’ opent (zie Andreus) komt er een welriekende geur vrij. Het is daarom niet verbazingwekkend dat de geurstoffen gebruikt worden voor de productie van parfums. De bloemen trekken ook veel bijen aan; in Oost- en Midden-Europa is het daarom een echte bijenplant. De honing die de bijen maken is van topkwaliteit. In Noord Amerika bloeit de R. pseudoacacia slechts één maal in de 4-5 jaar en daardoor speelt hij daar geen enkele rol in de bijenteelt.
Veel soorten die tot de vlinderbloemenfamilie behoren zijn giftig; dit geldt ook voor R. pseudoacacia. De gifstoffen zorgen er voor dat het hout heel goed bestand is tegen rot en aantasting door diverse organismen, zoals schimmels en insecten. Robinia-hout dat gebruikt wordt voor schuttingen en tuinmeubilair gaat 20 tot 25 jaar mee zonder dat het hoeft te worden geïmpregneerd of geschilderd. Het hout van deze boom is erg mooi en heel duurzaam. Het is de enige Europese houtsoort die dezelfde technische duurzaamheid heeft als tropische hardhoutsoorten. In Polen en Hongarije bestaan tegenwoordig Robinia-plantages. Een boom levert al na slechts 20 jaar prima hout voor deuren, kozijnen, schuttingen, meubels, parket enzovoorts. Helaas zijn de stammen niet altijd lang, recht en zuiver rond. Bovendien is het bewerken van het hout lastig omdat het de neiging heeft om krom te trekken en te barsten. Lang niet overal is R. pseudoacacia een gewenste gast. In Oost en Midden-Europa, en ook op Zuidlimburgse krijthellingen (Weeda et al., Nederlandse oecologisch flora, 1995, IVN, VARA, KNNV) is de soort een plaag. De giftige stoffen in de zaden remmen de kieming van zaden van andere soorten planten. Prof. Dr. R. Hegnauer uit de Cobetstraat vertelde mij dat in Zwitserland de zaden van de tamme kastanje (Castanea sativa Mill.) daardoor veel minder vaak kiemen. R. pseudoacacia trekt al het voedsel uit de grond, vormt wortelknolletjes en maakt daardoor de bovenlaag stikstofrijker. Veel bijzondere bossoorten kunnen zich niet handhaven in de stikstofrijke bovenlaag. Andere planten, zoals brandnetels, profiteren juist wel van de grotere hoeveelheid stikstof.

Boontjes eten
Hoe is een zaadje, een boontje van de R. pseudoacacia in de tuin aan de Wasstraat gekomen waardoor hij er nu staat? Ik vermoed door middel van vogelpoep. De bewoner heeft echter nooit vogels zien eten van de bonen uit de peulen. De zaden bevatten voor bijna 40% giftige eiwitten. Dat zijn lectinen en proteïnaseremmers (zie Van Genderen et al., 1996. Chemisch Oecologische Flora van Nederland en België. KNNV uitgeverij). Worden de zaden daarom niet door vogels gegeten? Het is dus een raadsel.
Hoewel alle bestanddelen van de R. pseudoacacia giftig zijn worden de bloemen gegeten. Ze worden door meel gehaald en daarna gebakken. Die gifstoffen zitten ook in andere vlinderbloemachtigen, bijvoorbeeld de snijbonen en de tuinbonen die wij eten. Als wij snijbonen eten die niet goed gekookt zijn kunnen we een (lectine)vergiftiging oplopen. Braken kan daarvan het gevolg zijn. Als u goedgekookte bonen eet, moet u nog eens aan R. pseudoacacia, de Gewone acacia, denken!