• Enny Gibbels
  • Enny Gibbels
  • Enny Gibbels
  • Enny Gibbels
  • Enny Gibbels
  • Enny Gibbels

Enny Gibbels

Hoe een meisje uit Goeree-Overflakkee zich thuis ging voelen in Leiden

Enny Gibbels stond aan de wieg van twee belangrijke Leidse burgerinitiatieven: de bouw van Molen de Put en het referendum tot behoud van het voormalig koninklijk militair invalidenhuis en bijbehorende bomen.
Haar herinneringen aan een veelbesproken stukje van onze wijk.

Een huis in de tuin
Ik zoek Enny op in de kleine herenkledingwinkel waar ze werkt. We zijn oude bekenden en raken gezellig aan de praat. Of ze mee wil doen aan ‘buurtherinneringen’, vraag ik. “Ja, natuurlijk”, antwoordt Enny. Hoera! Zo gemakkelijk gaat het meestal niet.
We spreken af bij haar thuis. Enny woont in de Kernstraat, tegenover het voormalig koninklijk militair invalidenhuis (hier gevestigd tot 1935). Het is een jaren zestig woning die zo in de tuin van beide buren lijkt te zijn gezet. Enny heeft het zelf ook altijd gek gevonden dat de toenmalige buren (professor van der Klauw, biologie, en dokter de Jager, huisarts) dit stukje grond er niet bij gekocht hebben. Toen zij en haar man het in 1963 kochten stond de nieuw opgeleverde woning al drie jaar leeg. De aannemer had het huis aanvankelijk voor zichzelf bedoeld, en plande een werkruimte in de tuin. Maar de werkruimte kwam er niet en zijn vrouw wilde niet weg van haar geliefde stek op de Oude Rijn. “Ik heb nooit begrepen waarom het drie jaar te koop stond”, zegt Enny. “Waarschijnlijk vond ‘men’ het geen uitzicht hebben.” In de serre met de voormalige eetzaal waar we op uitkijken was de ingang van een groothandel in loodgietersmaterialen (Ico-Atibu). Het was een voortdurend komen en gaan van loodgieters in busjes die hun materialen kwamen ophalen. De tuin lag vol met buizen en kabels. “Ik dacht: ik leef naar het zuiden, waar de achtertuin is”, zegt Enny. “Het was trouwens best leuk hoor, er woonden egeltjes in die buizen.”

Oase
Enny neemt me mee naar haar oase, de achtertuin. “Van de week zat er voor het eerst een bonte specht”, vertelt ze. “Ik heb ook weer kleine egeltjes gezien. Moet je kijken hoe hoog de leilandii nu is die we hebben aangeplant toen we hier kwamen wonen. En we hebben hier zelfs een moerascypres die dankzij de vochtige bodem uitstekend gedijt. Twee jaar geleden heb ik voor het eerst een egelcarrousel gezien. Om een uur of elf ‘s avonds, hoorde ik opeens ‘grrr, grrrrommm’ en gesnuif. Twee egeltjes begonnen om elkaar heen te draaien. Ik pakte mijn fototoestel en installeerde me met een warme jas in de tuinstoel. Om half vier ‘s nachts kwam het vrouwtje tot stilstand en het mannetje eindelijk tot de daad. En al die tijd had ik er klaarwakker bijgezeten, af en toe naar de keuken rennend om wat te eten. Wat een beestjes he?”

Vijftien bomen
In 1988 vertrok de groothandel uit het voormalig koninklijk militair invalidenhuis. De gemeente had het pand toen net op de gemeentelijke monumentenlijst gezet, omdat het was ontworpen door de Leidse architect Posthumus Meyjes. Het pand werd aangekocht door een projectontwikkelaar. Toevallig kwamen mensen uit de buurt erachter dat hij de eetzaal en de serre wilde slopen en een groep oude bomen wilde rooien. Enny: “Deze bomen zijn bij de bouw in 1917 gepoot. Koningin Wilhelmina heeft het complex geopend en de vlaggenstok geschonken. De gemeente had het pand nota bene een jaar geleden op de monumentenlijst gezet. En later ijskoud beweren dat de eetzaal en serre latere toevoegingen waren. Mijn buurvrouw Eva Biesheuvel wilde een protestbrief schrijven. “Bomen kunnen niet praten, we moeten buurgenoten mobiliseren”, zeiden we. “Een vriend raadde ons aan om een stichting op te richten. Een bevriend notariskantoor regelde de rest. Het redden van de serre en bomen was in die periode ons dagelijks werk. Ik deed de ‘buitendienst’ en Eva Biesheuvel de ‘binnendienst’.
Annie Versprille (destijds gemeentearchivaris en buurtbewoonster uit de Cobetsraat) kwam met oude stukken waaruit bleek dat de opening had plaatsgevonden in de serre, opgeluisterd door een klein orkest. Mijn kamer was een archief in wording, we procedeerden tot en met de Raad van State aan toe. Daar beweerde een Leidse gemeenteambtenaar dat met de nieuwbouw de restauratie van het hoofdgebouw bekostigd zou worden. Toen zei iemand in de zaal: ‘Als het over een aantal jaar weer gerestaureerd moet worden, wat sloop je dan?’ Ik zal het gezicht van de rechter nooit vergeten. Hij kon een glimlach niet onderdrukken. We wonnen de zaak.” Dit betekende echter niet dat de vijftien historische bomen mochten blijven staan. Wat nu? Enny: “Op een dag lag er een anonieme brief op de mat. Met daarin de gouden tip dat we een referendum konden organiseren. Om het aan te kunnen vragen hadden we binnen twee maanden 5500 handtekeningen nodig van ingeschreven Leidse burgers. Het zou het eerste referendum op burgerinitiatief worden in Nederland.”

5500 handtekeningen
Enny, die al ervaring had met het burgerinitiatief voor de bouw van Molen de Put, zou het regelen. Hoe breng je zoveel mensen in beweging voor vijftien bomen, zonder internet en petities.nl? Enny legt het uit alsof het een fl uitje van een cent is. “Met kaarten. Aan iedere sympathisant geef je een stapel genummerde kaarten waarop vijftien handtekeningen moeten komen. Je houdt precies bij aan wie de kaarten gegeven zijn en controleert de teruggekomen kaarten op dubbelen. Het ging gewoon. Mensen namen de kaarten mee als ze ergens in Leiden op visite gingen. We hadden zelfs handtekeningen uit de Stevenshof en Merenwijk. Mensen uit de Zeeheldenbuurt tekenden omdat ze altijd langs onze mooie bomen fi etsten. We kwamen op de radio en het NOS-journaal. Ik gaf op zondag rondleidingen over het terrein. De gemeente was razend en zei dat het ons om ons uitzicht ging. Ik heb ook geen uitzicht op Molen de Put”, zei ik. “Wij vonden dat als de gemeente hier eigenhandig gaat rooien en slopen er een kwalijk precedent wordt geschapen. We hebben zelfs de beroemde boomchirurg Copijn erbij gehaald die we uit eigen zak betaald hebben. Kom eens naar de bomen kijken, hoe waardevol zijn ze? Het bleek uniek te zijn dat vijftien bomen van die leeftijd nog zo bij elkaar staan.” Op Vrouwendag (8 maart) 1995 liep Enny triomfantelijk met een taart in haar handen voor de cameraploeg van RTLnieuws. De Leidse bevolking had voor behoud gestemd. Wat had ze gedaan als de bomen toch waren geveld? “Dan had ik gordijnen voor de ramen genomen”, lacht Enny. “Ik leefde toch ’naar achteren’.”

Janson
In 1999 sloegen Eva Biesheuvel en Enny weer de handen ineen. Ditmaal organiseerden ze een afscheidsfeest in de Lorenzhof voor buurtkruidenier Janson (Koninginnedagplein, Cobetstraat). Het was een geweldige winkel die van alles en nog wat verkocht. Enny showt me haar bij Janson gekochte zelfgemaakte schort, met toepasselijk kerstmotief. De foto’s zeggen de rest.

Leidse geschiedenis
“Iets voor elkaar krijgen en de stad mooier maken, dat vind ik enorm leuk”, zegt Enny. Na het organiseren van de ‘machtige, grandioze superloterij’ voor Molen de Put (waarvoor ze onder andere tien dagen op de Leidato heeft gestaan naast de auto die er te winnen viel) heeft ze zestien jaar in het comité van de Leidse Open Monumentendagen gezeten. Ze laat het Leidse jaarboekje uit 1990 zien met een foto van het raadhuis van haar geboortedorp Middelharnis. Het is in 1639 ontworpen door de Leidse stadsarchitect Arent van ‘s Gravesande. Van het bordes loopt de enige ‘draeyende trap’ die in Nederland bewaard is gebleven, gebaseerd op de vroegere trap van het Leidse stadhuis. Hoe is het toch mogelijk dat er zo’n verband bestaat tussen een dorpje op Goeree-Overfl akkee en Leiden?, peinst Enny. Ook een van de antieke voorhangsels uit de Leidse synagoge blijkt uit Middelharnis afkomstig. De verwantschap tussen beide plaatsen zal dan ook wel de reden zijn dat zij zich zo thuis voelt in Leiden, vermoedt ze. Wie weet.